De poëtica van de vertaler

De afgelopen paar jaar werkte ik aan Heimwee naar het onbekende, een vertaling van de verzamelde prozagedichten van Clark Ashton Smith. Later dit jaar verschijnt een gebonden editie en de voorinschrijving annex crowdfunding daarvoor staat inmiddels open.

Je bent als vertaler van poëzie toch een beetje een kind in een snoepwinkel: er is zoveel om uit te kiezen en op het eerste gezicht lijkt alles lekker. Maar het is dan wel een exotische, buitenlandse snoepwinkel, en je wilt snoep kopen dat je zelf lekker vindt èn waar je thuis mee aan kunt komen.

Over het vertalen van poëzie is door anderen al heel wat afgeschreven. Rudy Kousbroek schreef er over: ‘Poëzie lezen in vertaling is iets als liefkozen met handschoenen aan. Het kan heel opwindend zijn, maar wat je voelt blijft toch altijd de binnenkant van de handschoen.’ Komrij verwoordde het dilemma van de dichter-vertaler met de stelling dat een gedicht door honderd vertalers op wel honderd verschillende manieren vertaald zou worden. (zie hier) Een andere schrijver merkte eens fijntjes op dat de mensen die het Nederlands ongeschikt vinden om poëzie in te vertalen ezels zijn die denken dat het de taal is die balkt. Ik kon niet terugvinden wie dat ooit zei. Misschien was het Komrij, of Gerard Reve. Of wellicht verdraaide ik de uitspraak onbewust zodat die in mijn straatje past. Hoe dan ook, ik realiseer me dat de vertaling nooit gelijk is aan het origineel, en dat er altijd mensen zullen zijn die je er niet mee kunt bekoren, maar het hoeft geen mindere kopie te zijn. Als het goed gedaan is, is het een kunstwerk dat op eigen kracht kan staan, gelijkwaardig aan de brontekst. Ik genoot zelf zeer van het vertaalwerk van bijvoorbeeld Ernst van Altena (o.a. Franse chansons en François Villon), Menno Wigman (vertaalde Baudelaire – overigens ook een inspiratiebron voor Smith) en Jan Rot (vele hertalingen van songteksten). Ook waar het gaat om het vertalen van poëtische fantasy valt er in het Nederlands veel te genieten. Ik denk dan aan werk van Helen Knopper (De Worm Ouroboros) en Frits van der Waa (Ghormengast). Het werk van Tolkien, inclusief zijn poëzie, werd briljant vertaald door Max Schuchart (o.a. LOTR), Peter Cuijpers (het metrische De kinderen van Hùrin) en Renée Vink (o.a. de herziene vertaling van Tom Bombadil – lees ook haar persoonlijke verslag over het vertalen van Tolkiens poëzie). Voor mij toonden al die vertalingen aan dat het mogelijk moest zijn en de moeite waard was om ook het werk van Clark Ashton Smith in het Nederlands te vertalen.

Zoals ik in mijn vorige blog schreef was de start van mijn vertaalproces vrij praktisch en intuïtief. Pas bij de tweede revisie realiseerde ik me dat het verstandig was een paar toetsstenen en uitgangspunten voor mezelf te formuleren. De visie die ik gaandeweg ontwikkelde kwam op het volgende neer;

  • De Nederlandse tekst moest in de letterlijke betekenis nauw aansluiten bij het Engelse origineel. Dat lijkt vanzelfsprekend, maar dat hoeft het voor poëzie niet te zijn. Daar kan de vorm, het ritme en de klank de vertaler soms dwingen om vrijer met de tekst om te gaan. Het is niet zo dat ik me geen vrijheden heb gepermitteerd, maar ik heb me er nergens toe laten verleiden om de inhoud te veranderen ‘omdat ik het zo in het Nederlands mooier vond’. Inhoudelijke vrijheden moesten noodzakelijk zijn omdat de vorm of onderliggende betekenis daarom vroeg.
  • Het ritme van de zinnen moest op dezelfde manier stuwend en lokkend zijn. Smith’s interpunctie is op z’n zachts gezegd eigenzinnig. Zonder ook maar ergens te willen vervallen in al te Engels aandoende formuleringen, wilde ik graag de zinslengte en zangerige opeenstapeling van beschrijvingen behouden. De enige manier om dat te doen, en tot een goed lopende tekst te komen, was door beurtelings de vertalingen en het origineel steeds hardop voor te lezen (of ‘hardop in mijn hoofd’, om mijn man niet te zeer te verstoren).
  • Nederlandse tekst moest net zo rijk aan woorden zijn als het Engelse origineel. Dat werd extra belangrijk omdat ik bij het lezen van Smiths biografie ontdekte dat hij een welhaast fotografisch geheugen had en in zijn jonge jaren de onverkorte versie van Websters Dictionary gelezen had. Smith had een voorliefde voor het gebruik van een zeer gevarieerd idioom. Dat maakte het voor mij noodzakelijk om van ieder Engels woord te beoordelen hoe alledaags, of juist vreemd en uitheems het begin 20ste eeuw was geweest. En vervolgens om daar een equivalent voor te vinden dat honderd jaar later een vergelijkbare leeservaring zou geven in het Nederlands. Nergens wilde ik twee verschillende Engels woorden door één Nederlands woord vervangen. En nooit vond ik het acceptabel om een zeldzaam of bijzonder woord in het Engels te vertalen met een vrij gebruikelijke en bekende Nederlandse term. En andersom gold uiteraard: een vrij gebruikelijke formulering in het Engels mocht niet al te exotisch of gekunsteld worden in het Nederlands.
  • Er mocht me natuurlijk niets ontgaan. Verwees een zin ergens naar: een oude Griekse mythe of een Amerikaanse zegswijze? Was de tekst eigenlijk ironisch bedoeld? Waar dat het geval was, of ook maar kon zijn, moest de vertaling evenzeer ruimte laten voor die lezing. Ik raadpleegde ook parallel het origineel en de vertaling van menig klassiek werk, dat Smith zonder twijfel ook had gelezen. Onder andere het oude testament (de Statenvertaling), de Odyssee (met dank aan Imme Drost) en een achttiende-eeuwse vertaling van De Goddelijke Komedie. Op basis daarvan koos ik soms zorgvuldig formuleringen die de inspiratiebron van Smith ook in de vertaling nog zichtbaar konden maken.
  • En uiteindelijk moest de tekst bezorgd worden aan de hedendaagse Nederlandse lezer. Dat is natuurlijk een beetje gedoemd te mislukken: ik heb niet de illusie dat ik een heel breed lezerspubliek zal bereiken. Maar ik hield me bij het navorsen van alle oude vertalingen en archaïsche woorden steeds voor: het is inmiddels honderd jaar later. We leven en lezen in de 21ste eeuw. Daar waar de vorm en betekenis van de tekst het ook maar enigszins toelieten bouwde ik zinnen en koos ik woorden ‘van nu’.
  • Soms moet je stoppen met twijfelen: neem een besluit en accepteer dat je het morgen anders had vertaald. Niemand is gebaat bij een vertaling die nooit af komt.

Het voert te ver om hier bij al deze uitgangspunten voorbeelden te geven (dat bewaar ik wellicht voor een passende lezing of boekpresentatie) maar ik vind het leuk om tot slot het vertaalproces en de bijbehorende redactierondes te illustreren aan de hand van de eerste drie alinea’s van de openingstekst ‘De reiziger’. Het origineel en opeenvolgende versies van de vertaling, met een paar aantekeningen, staan onder dit blog.

Heb ik uiteindelijk de juiste keuzes gemaakt? (NB: retorische vraag.) Waar dat niet zo is hoop ik troost te putten uit nog een citaat uit 1985 van Gerrit Komrij (die zijn tijd leek te vullen met het doen van goed citeerbare uitspraken); ‘Iedere goede vertaler die de auteur zoveel mogelijk recht probeert te doen heeft recht op stommiteiten. In elke vertaler hoort een mooie stommiteit te zitten. Dat is hetzelfde als (…) in ieder Perzisch tapijt één steek laten vallen, omdat alleen Allah volmaakt is.’

De belangrijkste verschillen tussen de vertalingen zijn vet gemarkeerd.

Het origineel

The Traveller
“Stranger, where goest thou, in the sad raiment of a pilgrim, with shattered sandals retaining the dust and mire of so many devious ways? With thy brows that alien suns have darkened, and thy hair made white from the cold rime of alien moons? Wanderest thou in search of the cities greater than Rome, with walls of opal and crystal, and fanes more white than the summer clouds, or the foam of hyperboreal seas? Or farest thou to the lands unpeopled and unexplored, to the sunless deserts lit by the baleful and calamitous beacons of volcanoes? Or seekest thou an extremer shore, where the red and monstrous lilies are like a royal pageant, pausing with innumerable flambeaux held aloft on the verge of the waveless waters?”
“Nay, it is none of these that I seek, but forevermore I seek the city and the land of my former home: In the quest thereof I have wandered from the first, immemorable years of my youth till now, and have mingled the dust of many realms, of many highways, in my garments’ hem. I have seen the cities greater than Rome, and the fanes more white than the clouds of summer; the lands unpeopled and unexplored, and the land that is thronged by the red and monstrous lilies. Even the far, aerial walls of the cities of mirage, and the saffron meadows of sunset I have seen, but nevermore the city and land of my former home.”
“Where lieth the land of thine home? And by what name shall we know it, and distinguish the rumour thereof, among the rumours of many lands?”

Versie 1

“Vreemdeling, waar gaat gij heen, in het trieste kleed van een pelgrim, met versleten sandalen die het stof en slijk dragen van zoveel omslachtige wegen? Met uw voorhoofd dat door vreemde zonnen gebruind is, en uw haar gebleekt door de koude rijp van vreemde manen? Dwaalt gij op zoek naar de steden groter dan Rome, met muren van opaal en kristal, en tempels witter dan de zomerse wolken, of het schuim van hyperboreische zeeën? Of vaart gij naar de ontvolkte en onverkende landen, naar de zonloze woestijnen verlicht door de onheilspellende en rampzalige bakens van vulkanen? Of zoekt gij een verder gelegen kust, waar de rode en monsterlijke lelies zijn als een koninklijke optocht die stil houdt, met ontelbare flambouwen hoog gehouden, aan de rand van de roerloze wateren? “

“Neen, ik zoek niets van dat alles, ik zoek immer de stad en het land van mijn vroegere thuis: In de zoektocht daarnaar ben ik afgedwaald van de eerste, vergetenswaardige jaren van mijn jeugd tot nu toe, en heeft het stof van vele oorden, van vele wegen, zich in de zoom mijn kleren vermengd. Ik heb de steden groter dan Rome gezien, en de tempels witter dan de zomerse wolken; de ontvolkte en onverkende landen, en het land, dat wordt overwoekerd door de rode en monsterlijke lelies. Zelfs de verre, luchtige muren van fata morgana’s, en de saffraankleurige weides van de zonsondergang, maar nimmer meer de stad en het land van mijn vroegere thuis.”

“Waar ligt het land van jouw thuis? En onder welke naam zal het bij ons bekend zijn, en onderscheidt het verhaal van dat land zich van de verhalen van vele landen?”

Versie 2

De reiziger
“Vreemdeling, waar gaat gij heen, in het trieste kleed van een pelgrim, met versleten sandalen die het stof en slijk dragen van zoveel omslachtige wegen? Met uw voorhoofd dat door vreemde zonnen gebruind is, en uw haar gebleekt door de koude rijp van verre manen? Dwaalt gij op zoek naar steden groter dan Rome, met muren van opaal en kristal, en tempels witter dan de zomerse wolken, of het schuim van hyperboreische* zeeën? Of vaart gij naar onbewoonde en onverkende landen, naar zonloze woestijnen verlicht door de boze en rampspoedige monden van vulkanen? Of zoekt gij een verre kust, waar de rode en gruwelijke lelies staan als een koninklijke stoet die talmt aan de rand van roerloze wateren, met ontelbare flambouwen hoog geheven?”
“Neen, ik zoek niets van dat alles, ik zoek nog altijd de stad en het land waarvandaan ik kwam: in de zoektocht daarnaar heb ik gezworven van de eerste, onheuglijke jaren van mijn jeugd tot aan nu, en heeft het stof van vele oorden, van vele wegen, zich in de zoom mijn kleding vermengd. Ik heb de steden groter dan Rome gezien, en de tempels witter dan de zomerse wolken; de onbewoonde en onverkende landen, en het land dat wordt overwoekerd door de rode en gruwelijke lelies. Zelfs de hoge, luchtige muren van fata morgana’s, en het gloren van de avondschemer heb ik gezien, maar nimmer meer zag ik de stad en het land waarvandaan ik kwam.”
“Waar ligt het land waarvandaan je kwam? En hoe zullen we het noemen, en de geruchten erover herkennen tussen de geruchten over andere landen?”

Versie 3

De reiziger
“Vreemdeling, waar gaat gij heen, in het trieste kleed van een pelgrim, met versleten sandalen die het stof en slijk dragen van zo vele omwegen? Met uw voorhoofd dat door vreemde zonnen gebruind is, en uw haar gebleekt door de koude rijp van verre manen? Dwaalt gij op zoek naar steden groter dan Rome, met muren van opaal en kristal, en tempels witter dan de zomerse wolken, of het schuim van hyperboreische* zeeën? Of vaart gij naar onbewoonde en onverkende landen, naar zonloze woestijnen verlicht door de boze en rampspoedige monden van vulkanen? Of zoekt gij een verre kust, waar rode en gruwelijke lelies staan als een koninklijke stoet die talmt aan de rand van roerloze wateren, met ontelbare flambouwen hoog geheven?”
“Neen, ik zoek niets van dat alles, ik zoek nog altijd de stad en het land waarvandaan ik kwam: in de zoektocht daarnaar heb ik gezworven van de eerste, onheuglijke jaren van mijn jeugd tot nu toe, en heeft het stof van vele oorden, van vele wegen, zich in de zoom mijn kleding vermengd. Ik heb de steden groter dan Rome gezien, en de tempels witter dan de zomerse wolken; de onbewoonde en onverkende landen, en het land dat wordt overwoekerd door de rode en gruwelijke lelies. Zelfs de hoge, luchtige muren van fata morgana’s, en het goud van de avondzon over de velden heb ik gezien, maar nimmer meer zag ik de stad en het land waarvandaan ik kwam.”
“Waar ligt het land waarvandaan je kwam? En hoe zullen we het noemen, en de geruchten erover herkennen tussen de geruchten over andere landen?”

Versie 4

De reiziger
‘Vreemdeling, waar gaat gij heen, in het trieste kleed van een pelgrim, met versleten sandalen die het stof en slijk dragen van zo vele omwegen? Met uw voorhoofd dat door vreemde zonnen gebruind is, en uw haar gebleekt door de koude rijp van verre manen? Dwaalt gij op zoek naar steden groter dan Rome, met muren van opaal en kristal, en tempels witter dan de zomerse wolken, of het schuim van hyperboreische* zeeën? Of vaart gij naar onbewoonde en onverkende landen, naar zonloze woestijnen verlicht door de boze en rampspoedige monden van vulkanen? Of zoekt gij een verre kust, waar rode en gruwelijke lelies staan als een koninklijke stoet die talmt aan de rand van roerloze wateren, met ontelbare flambouwen hoog geheven?’
‘Neen, ik zoek niets van dat alles, ik zoek nog altijd de stad en het land waarvandaan ik kwam: in de zoektocht daarnaar heb ik gezworven van de eerste, onheuglijke jaren van mijn jeugd tot nu toe, en heeft het stof van vele oorden, van vele wegen, zich in de zoom van mijn kleding vergaard. Ik heb de steden groter dan Rome gezien, en de tempels witter dan de zomerse wolken; de onbewoonde en onverkende landen, en het land dat wordt overwoekerd door de rode en gruwelijke lelies. Zelfs de hoge, luchtige muren van fata morgana’s, en het saffraan* van velden in de avondzon heb ik gezien, maar nimmer meer zag ik de stad en het land waarvandaan ik kwam.’
‘Waar ligt het land waarvandaan je kwam? En hoe zullen we het noemen, en de geruchten erover herkennen tussen de geruchten over andere landen?’

Aantekeningen bij De reiziger
Dit prozagedicht werd door Smith opgedragen aan Violet Nelson Heyer (1905- 1996) vriend en buur van Smith en zijn ouders.
hyperboreïsch
Deze term wordt in deze tekst gebruikt in de betekenis van ‘heel koud’ of ‘zeer noordelijk’. Dit in tegenstelling tot in later werk van Smith, zoals De muse van Hyperborea, waarin de term verwijst naar een mythisch continent, geïnspireerd op theorieën uit de theosofie.
Babel
Wellicht ten overvloede vermeld ik dat Babel of Babylon een stad is uit de oudheid die lag in het tegenwoordige Irak. De ‘barbaarse tongen’ verwijzen naar het bijbelverhaal Genesis (11:1-9) waarin een toren wordt gebouwd die tot in de hemel zou reiken. God veroorzaakt daarop een spraakverwarring, zodat de mensen elkaar niet meer konden verstaan en de toren niet kon worden voltooid.
het saffraan van velden in de avondzon (saffron meadows of sunset)
Saffron betekent in het Engels krokus, en als kleuraanduiding wordt er een diepgele, goudgele of saffraangele tint mee bedoeld. De tint ligt tussen zuiver geel en oranje en verschilt in de praktijk nauwelijks van amber. Al bij oude Perzische dichters wordt de kleur van de zon bij opkomst of ondergang geassocieerd met saffraankleurig.

Interpretatie

Deze laatste formulering (‘het saffraan’) is typisch voor Smith. Voor de oppervlakkige lezer wordt direct een beeld opgeroepen van de kleuren van de avondzon over verre velden. Maar Smith vergelijkt niet rechtstreeks de keur van de avondzon met saffraan; het is een omkering, terug naar de oorspronkelijke betekenis. De velden zelf zijn saffraankleurig. Bij herlezing roept dat de vraag op of het werkelijk saffraanvelden (krokusvelden) zijn, of dat ze door de avondzon alleen zo kleuren. Even lijkt het een gemeenplaats uit de romantische school, maar toch kietelt Smith de lezer hier een beetje; en zo versterkt hij de inhoud. Wat zijn dat soort velden, en waar liggen ze? De lezer zoekt op dezelfde manier betekenis als de reiziger zijn thuisland. En de omkering die in deze formulering in het klein plaatsvindt, geldt wellicht voor de hele tekst. In de hoogtijdagen van de romantiek was die gegaan over de zoektocht zelf, de ontwikkeling van de mens geschreven aan de hand de allegorie van de reiziger. Smith plaatst die reiziger bewust aan het eind van zijn dagen: altijd op reis geweest, maar zijn thuisland nooit gevonden. Hoewel het naadloos aansluit op de romantische thematiek voegt Smith er ook een ironisch laag aan toe. Al het zoeken en reizen heeft eigenlijk nergens toe geleid. De lezer blijft achter met een weemoedige glimlach om de lippen; ach, zie wat er er te langen leste over blijft van de romantische idealen. Een handvol dromen, geruchten en herinneringen.

Hoe de heimwee geboren werd

Het titelvignet uit de bundel

De afgelopen paar jaar werkte ik aan Heimwee naar het onbekende, een vertaling van de verzamelde prozagedichten van Clark Ashton Smith. Later dit jaar verschijnt een gebonden editie en de voorinschrijving annex crowdfunding daarvoor staat inmiddels open.

Mijn liefde voor het werk van Clark Ashton Smith begon eind jaren ’80. Ik las in mijn tienerjaren graag fantasy. Hoe ik het genre ontdekte en terug ging lezen in de tijd heb ik eens beschreven in het essay Over de voorde naar de bron. Van Smith was maar een beetje werk in het Nederlands uitgegeven. Twee bundeltjes door Bruna in hun ‘Fantasy en Horror’ reeks en een bundel door MeulenhofSF Zothique en andere verloren werelden. Een paar losse verhalen waren opgenomen in anthologieën. Zijn werk viel me op: de verhalen waren origineel, de werelden betoverend en alleen al het taalgebruik was van een variëteit die ik van andere auteurs niet kende. Ik las ook wel in het Engels, maar waar me dat bij schrijvers als Tolkien en Dunsany relatief weinig moeite kostte, toonde het proza van Smith zich weerbarstiger. De zinsopbouw en de woordkeus zelf leek soms afkomstig uit verre werelden. Maar ook al begreep ik niet alles meteen: ik was wel bevangen door de schoonheid van zijn taal. En de verhalen gaven voortdurend de suggestie dat er meer te ontdekken viel. Iedereen zin leidde naar een nieuw vergezicht op verloren werelden. Gelijktijdig waren zijn thema’s en personages universeel; het ging veelal om angst en liefde. In ieder tijdgewricht zullen er schrijvers en lezers zijn die, verlangend en een beetje angstig, op hun rug in het gras naar de sterren staren en fantaseren over tijden van weleer en de eonen die nog komen gaan. Smith stoorde zich niet aan de conventies van zijn tijd en schreef met een subtiel gevoel voor humor over dood, lust en liefde zoals weinig tijdgenoten dat konden of durfden. Daarin was hij zijn tijd ver vooruit. En daardoor voelt zijn werk, ondanks het archaïsche taalgebruik, soms opmerkelijk eigentijds.

Door de jaren heen keerde ik vaak terug naar het werk van Smith, en dan met name zijn prozagedichten. Daarin vond ik alle thema’s en alle taalkundige schakeringen samengebald in een bescheiden corpus aan teksten. Voor mij vormen die teksten de kern van zijn werk. Het heeft de poëtische schoonheid van zijn gedichten, en de rijkheid aan ideeën van zijn proza.

Nadat ik eind 2019 het schrijven van Oom Ludo had afgerond en terwijl ik voorbereidingen trof om dat werk uit te geven, zocht ik een schrijfproject voor tussendoor. Een werk om het pallet te reinigen, zoals je een stukje brood eet en een slok water drinkt tussen het proeven van twee verschillende soorten wijn. Het mocht een vingeroefening zijn. Ik had een kort verhaal kunnen schrijven. Of een paar gedichten. In plaats daarvan pakte ik een klus op waar ik al vaker kort aan gewerkt had; het vertalen van de prozagedichten van Clark Ashton Smith. Om alle facetten van die teksten te doorgronden was ik begonnen ze voor mezelf te vertalen.

Deze keer werd ik nog meer gegrepen door de teksten dan alle vorige keren. Het gevoel bekroop me dat ik deze teksten graag aan de vergetelheid wilde ontrukken en dat ik mijn plezier met anderen wilde delen. Misschien beschouw ik dat wel als een morele plicht van een schrijver: om af en toe een werk uit de kast te halen, af te stoffen en voor het voetlicht te plaatsen. Zo laat je als schrijver aan de wereld zien: zie wie ons is voorgegaan. Dit inspireerde mij. Dit moet gelezen worden.

Eerlijk gezegd: het was ook een beetje mijn coronaproject. De lock-downs hadden hun weerslag. Graag had ik in 2020 meer tijd en aandacht besteed aan de promotie van Oom Ludo. Maar de publieke boekpresentatie en ludieke promotie, die zaten er even niet in.

En gaandeweg werd het voor mijzelf op vele vlakken ook een meesterproef: in bekwaamheid, in doorzettingsvermogen en in besluitvaardigheid. Bij prozagedichten gaat het niet alleen om de betekenis, maar ook om het ritme en de klank, om alle symboliek, de verwijzingen en de stijl. Ik wilde recht doen aan de romantische weelde van het proza, maar de tekst ook bezorgen aan de lezer van nu. Bij iedere keer dat ik een vertaalde zin herlas bekroop mij de twijfel: was dit werkelijk hoe die zin er heden ten dage in het Nederlands moest staan? Meerdere keren nadat ik alle teksten had geredigeerd kwam ik tot de conclusie dat met de opgedane ervaring eigenlijk nòg een redactieronde nodig was. In een volgend blog zal ik een aantal versies van een vertaling eens naast elkaar zetten.

En terwijl ik aan de vertaling werkte groeide het besef dat er eigenlijk meer nodig was dan alleen vertalen. Het schrijven van een goede inleiding. Een verklarende woordenlijst. Een beknopte bibliografie. Gelukkig kreeg ik hulp en bijval. Met eindeloos geduld las Nico Assinck alle vertalingen met mij mee en gezamenlijk herkauwden we alle woorden. William Dorman, de stiefzoon van Smith en beheerder van de literaire nalatenschap, gaf toestemming om het werk in vertaling uit te geven. Tais Teng, schrijver, illustrator èn ook een liefhebben van het werk van Smith, toonde zich bereid om illustraties voor de uitgave te leveren.

Wat begon als een pennenproef, groeide al doende uit tot een fascinerende, intensieve en tijdrovende klus. Twee coronajaren gingen voorbij. We beleefden menig lockdown. Ik wisselde van baan. En ondertussen werkte ik gestaag door. Ik zette uiteindelijk alle twijfel en neiging tot herkauwen van de tekst opzij en leverde een complete vertaling op.

Het heeft even geduurd, maar nu is de publicatie van dit eindresultaat in zicht. Dit najaar verschijnen de prozagedichten in een gebonden en geïllustreerde uitgave. Een prachtbundel, waarvan de vorm is geïnspireerd op de boeken van uitgeverij Arkham House, de eerste uitgever van het werk van Smith.

Het werk is in de eerste plaats geboren uit mijn liefde voor het werk van Clark Ashton Smith, en ik hoop dat met deze vertaling meer mensen in Nederland zijn werk, en de heimwee naar het onbekende, zullen (her)ontdekken.

Dit is de eerste uit een reeks blogs over Clark Ashton Smith en de uitgave Heimwee naar het onbekende. In volgende blogs zal ik onder andere ingaan op de inhoud van de teksten, het vertaalproces en leven en werk van Smith.

De uitstraling van een boek dat je wil lezen

of De geboorte van een boekomslag

Als schrijver ben je geneigd te denken dat de titel van een boek een integraal onderdeel is van de tekst. Ik denk dat nog steeds, maar inmiddels weet ik dat er daarnaast nog een andere waarheid is. De titel van een boek is een onderdeel van de omslag van het boek en dus van de marketing en publicatie van het werk. Daarmee ligt het in het domein waar juist de uitgever iets over te zeggen heeft. Als het goed is, gebeurt de vaststelling in harmonieus overleg, maar uiteraard zal er vaak sprake zijn van enig dualisme. Dat geldt ook voor mij bij de uitgave van ‘Oom Ludo’ – als self-publisher met twee petten op. Je bent sterrenbeeld tweeling of je bent het niet.

Ik heb voor het Oom Ludo-project meerdere titels overwogen. Van heel kort ‘Park’ tot heel lang ‘De wonderbaarlijke reis van Oom Ludo of Het kijken naar de wereld.’ Als schrijver was mijn wensenlijstje relatief kort.

  • De titel moet passen bij het boek
  • Ik moet er ‘een goed gevoel’ bij hebben

Als uitgever wil ik daarnaast graag dat de titel, in combinatie met de omslag, de juiste uitstraling heeft.

  • Het moet de juiste doelgroep aanspreken
  • Het moet de juiste associaties oproepen
  • Je moet de titel makkelijk kunnen onthouden
  • Het moet goed ‘klinken’ als je het uitspreekt
  • Het moet visueel mooi op de kaft vallen
  • Het moet onderscheidend zijn, en dus niet teveel lijken op andere titels
  • En dat laatste geldt ook voor het zoeken op internet: het moet een min of meer unieke zoekterm zijn

Dit leverde een paar probeersels op.

Ik vroeg feedback in mijn omgeving en dat scherpte mijn gedachten.

De eerste omslag was een poging om het boek een ‘literair’ uiterlijk te geven met een gestileerde kaft en een klassiek, stijlvol, bijna gedistingeerd font. Het werd nog net niet ‘ambo klassiek’. Deze versie vind ik nog te rommelig ogen, maar is wel mijn persoonlijke smaak. Met een beetje er aan verder werken had ik hem zelf prachtig gevonden. Maar de titel vond ik net iets te generiek geworden. Van Kaas tot Birk; zo’n éénlettergrepige titel kan prima werken, maar hij zegt niet zo heel veel. In combinatie met zo’n klassieke letter wordt de uitstraling wat belegen, of in ieder geval wat te ingehouden. Dat past nog wel bij de Oom Ludo aan het begin van het boek (iemand die hele dagen voor zijn raam zit en naar de stad kijkt), maar niet bij het boek zelf: dat gaat toch over het ‘naar buiten treden, de wereld in’. Ik zocht een frissere of speelsere titel.

De tweede poging had dat laatste wel, maar vloog ook meteen uit de bocht. De letter is speels, en wordt vaker gebruikt voor romans met een wat luchtigere ondertoon. Wat ik zocht was een omslag die (qua gevoel) ook een roman van Paulien Cornelissen had kunnen zijn. Maar dat was dit niet. Het werd visueel teveel een kinderboek. De lange titel werkte toch wat minder goed dan ik in eerste instantie dacht. ‘Het kijken naar de wereld’ drukt inhoudelijk juist iets statisch uit, terwijl de titel ook een beetje ritme mag hebben.

De derde poging waagde ik om even iets heel anders te proberen. Inhoudelijk lijkt het in eerste instantie het verhaal van het boek goed te vertellen. Een parkje licht ingeklemd, of zelfs bedreigd, in de oprukkende stad. Maar het voelt niet als dit boek. De foto suggereert misschien ook wel non-fictie. Het zou ook een waargebeurd verhaal kunnen zijn over een au pair in Singapore. Of zo.

Met zowel titel als omslag ging ik terug naar de tekentafel. Iets met een parkje. Een roman. De juiste toon. De juiste lading. Die gestileerde boompjes vond ik leuk. Eenvoudigweg ‘Oom Ludo’ had ik lange tijd gebruikt als werktitel. Eigenlijk voldeed dat aan alle criteria die ik mijzelf als schrijver en als uitgever gesteld had.

De definitieve omslag voor Oom Ludo in wording

Dit is hem voor nu. Helemaal af is hij nog niet: de achterkant mist nog wat elementen, zoals een biografietje van mijzelf (een van de ingewikkeldste dingen om te schrijven, vind ik) en de obligatie auteursfoto, de streepjescode et cetera.

Als schrijver ben ik wel blij met het eindresultaat. En als uitgever hoop ik dat mijn potentiële lezers zullen denken ‘dat oogt als een boek dat ik wel zou willen lezen’.

De langverwachte komst van Oom Ludo

Het begon met een foto op instagram (hier): een gebarricadeerde deur met als onderschrift ‘Oom Ludo moet af en toe een tijdje tot rust komen.’ Dat was de eerste van een serie foto’s met een onderschrift waarin de foto werd geïnterpreteerd door de ogen van iemand die net iets anders kijkt naar de wereld dan andere mensen. #oomludo Soms was het onbegrijpelijk, soms grappig, maar in alle gevallen liet het de lezer nogmaals – met een andere interpretatie – naar de foto kijken. Naar mate de fotoreeks groeide kreeg de illustere Oom Ludo langzaam vorm in mijn hoofd.

Twee en een half jaar geleden begon ik aan ‘het boek’ over Oom Ludo en inmiddels is het af. Er is aan geschreven en herschreven. Mel en Nico hebben geredigeerd en Ineke heeft minutieus gecorrigeerd. Daarmee is het hermetische en zolderkamer-deel van het werk gedaan en vandaag begint het proces van naar-buiten-treden. Net als een aantal eerdere werken verschijnt het bij mijn huisuitgeverij onder het label ‘Leviathan’. Het aftellen naar de verschijning begint vandaag, ook al is de exacte datum nog niet geprikt (ergens in de zomer). Ik zal de komende tijd via dit blog verslag doen van alle voorbereidingen en de vorderingen. Dit is mijn to-do lijstje voor de komende tijd;

  • besluit nemen over de titel, vooralsnog ‘Oom Ludo’
  • opmaak binnenwerk en omslag
  • definitieve versie flaptekst ed
  • auteursfoto
  • correctie drukproef
  • persberichten en leaflet/samples maken
  • website klaarmaken
  • voorverkoop starten
  • audioboek-plan maken
  • booktrailer maken
  • plan voor marketing per kanaal uitwerken
  • mogelijkheid pop up store onderzoeken
  • ebook maken + distributie (smashwords)
  • nieuwsbrief / start voorverkoop
  • naar de drukker
  • voorinschrijving sluiten
  • besluit over exacte vorm boekpresentatie (coronaproof)
  • persbericht verzenden
  • boek van drukker terug
  • verzenden presentie- en recensie-exemplaren
  • verzenden voorinschrijvingen
  • boekpresentatie
  • marketingplan uitvoeren

Ben ik nog iets vergeten?

Bureaucratie, romantiek en het kijken naar de wereld

Er zitten weer leuke zaken in de pen. Hierbij drie projecten die dit jaar op stapel staan.

De strijdlustige en schijnbaar onvermoeibare Jac Splinter brengt onder de titel “Ja maar meneer ik doe ook maar mijn werk” Het Grote Bureaucratie Vakantieboek uit. Het wordt een boek met een-derde serieuze zaken over bureaucratie, en twee-derde satire en spelletjes. In die laatste categorie schreef ik voor deze uitgave een kort verhaal ‘Het formulier’ en een stuk interactieve fictie in de stijl van de ‘kies je eigen avontuur’ boeken. Meer nieuws over de boekpresentatie (verwacht in april) volgt te zijner tijd, maar bestellen kan nu al bij Jac.

Ik werk op dit moment aan de vertaling van de verzamelde prozagedichten van Clark Ashton Smith (1893-1961). Voor velen is hij wellicht een onbekende. Clark Ashton Smith was schrijver, dichter en beeldhouwer. Als dichter kreeg hij al vroeg erkenning, mede door lof van de dichter George Sterling. Smith wordt gerekend tot de West Coast Romantics naast onder andere Joaquin Miller en Nora May French. Hij wordt ook wel bestempeld als ‘The Last of the Great Romantics’. Als schrijver van korte prozaverhalen was Smith een van “de grote drie” rond het blad Weird Tales, samen met Robert E. Howard en H. P. Lovecraft. Smiths fantasy en science fiction werk werd alom geprezen door zijn collega’s en critici. Zijn werk wordt gekenmerkt door een buitengewoon rijke en sierlijke vocabulaire, een kosmisch perspectief en een zweem van sardonische humor. Alledrie die ingrediënten zijn terug te vinden in zijn prozagedichten. In de komende weken zal ik een paar blogs schrijven over de voortgang van dit project en een paar voorproefjes publiceren.

‘Schrijf je nog wel eens wat?’ vragen mensen me weleens. Jazeker! Afgelopen jaar schreef ik de broodtekst van een groots en meeslepend werk over Oom Ludo. Met mijn vrij bondige stijl is dat netjes 60k aan woorden of ruim 200 pagina’s. Romandikte zeg maar. Wie me op facebook of instagram volgt heeft al eens foto’s met de #oomludo gezien. Dat zijn eigenlijk karakterstudies: een manier om uit te zoeken hoe Oom Ludo naar de wereld kijkt. Waar het boek over gaat?

Oom Ludo kijkt dagelijks uit op een parkje. Op een dag staat er een bord dat er een torenflat wordt gebouwd. Dit brengt hem in beweging: hij gaat op onderzoek uit en organiseert op geheel eigen wijze verzet…

De werktitel is Parkzicht. Het kan ook nog ‘ Het parkje van de windstreken’ worden, of misschien wel ‘De avonturen van Oom Ludo of Het kijken naar de wereld’. Het werk zit in de redigeerfase en ik hoop komende maanden de plannen voor publicatie te kunnen presenteren.

Ieder toneelstuk is een sociaal experiment onder gecontroleerde omstandigheden

2014-10-20 19.15.27

Bij het eerste toneelstuk dat ik schreef, deed ik maar wat. Ik had een paar aardige personages, wat levens-dilemma’s, een thema en zodra ik de personages bij elkaar in één ruimte zette, kwamen de woorden vanzelf. Het heette De dageraad en ging over een homo die er tegen op zag om 30 te worden. Het was warempel een heel aardig stuk, ook nu nog als ik het terug lees.

Bij ieder stuk dat ik daarna schreef had ik altijd een geheime opdracht aan mijzelf (naast de eventuele opdracht van de theatergroep waar ik het voor schreef). De Rhavian-spier draaide om status en reactie in dialogen. Zij is buiten was mijn eerste bewerking van een Griekse tragedie. Nomaden ging over het opwekken van mysterie. The temple was een experiment in parallelle verhaallijnen.

Sommige experimenten waren vrij onzichtbaar voor het publiek. Ze draaiden om een manier van schrijven. Bij andere teksten, zoals bij Nomaden, was het hele stuk er van doortrokken. Het bepaalde de toon, de sfeer, het einde. Bij dat soort stukken is het extra spannend hoe het publiek gaat reageren. Kun je mensen op de juiste momenten horen lachen of hun adem in houden. Met wat voor gevoel gaan ze de zaal uit?

Deze week is de try out van mijn jongste pennenvrucht voor het theater; De zoete geur van wrange liefde. Het schrijven van het stuk begon met twee ideeën. Ik wilde proberen zoveel mogelijk spelers, zolang mogelijk op het podium te houden. De gespeelde tijd werd daarbij 1 op 1 de vertelde tijd. Een stuk in real time. Dat is wel eens vaker gedaan, denk ik, maar niet vaak met twaalf man op het podium. Ik denk dat het goed gelukt is om te bewaken dat het helder blijft, dat de dynamiek te volgen is. Maar het is wel spannend.

Het andere idee was om eens een paar personages te gebruiken die niet iedereen waar kan nemen. Een van de personages is overleden, een ander is imaginair. Bij televisieseries is dat tegenwoordig niet ongebruikelijk. Wie Dexter of Six feet under gezien heeft, weet waar ik het over heb. Ik was benieuwd of dat op het toneel ook goed zou kunnen werken.

Een bijeffect van die veelheid aan personages is dat er veel gebeurt op het podium. Lekker veel stil spel. Blikken over en weer. Driehoekjes, verbondjes… Ik hoop dat het publiek er van zal genieten, en dat kijkers het allemaal kunnen overzien. Een rijk stuk, dat uitnodigt om het nog eens te komen zien.

Als dat gevoel ontstaat, is mijn experiment geslaagd.

 

 

Kijk op www.theatergroepaugustus.nl voor speeldata.

Laat de lezer iets denken, zonder het op te schrijven

De afgelopen week heb ik voor het eerst een van mijn eigen toneelstukken in het Engels vertaald. Het is de kunst om niet alleen de betekenis van de woorden te vertalen, maar vooral de suggestie. Een van de controlemiddelen die ik daarbij onbewust veel toepas is het terugvertalen naar het Nederlands: staat er dan wat ik oorspronkelijk heb geschreven. Meestal niet. Zo gaat het nu eenmaal met vertalen.

In dat ritme dacht ik in een onbewaakt moment na over een passende Nederlandse vertaling voor de schrijverswijsheid Show, don´t tell. Een vertaling als ‘Tonen, niet zeggen’ ligt voor de hand, maar is wel erg hermetisch. Als je er meer woorden voor gebruikt, krijg je zoiets als ´Laat het zien, zonder het te vertellen´ of beter nog ‘Laat de lezer iets denken, zonder het op te schrijven.’ Bij die laatste is natuurlijk geen sprake meer van een vertaling, meer van een uitleg of interpretatie. Niettemin: zo komt de betekenis wel over.

Het is een mooi credo, maar er zijn grenzen aan. Er wordt wat afgezweet, met vingers getrommeld en met de ogen heen en weer geschoten om maar duidelijk te maken dat een personage zenuwachtig is. Soms heb ik als lezer liever dat er staat: ‘Pietje was bloednerveus en dat kon je aan alles merken.’ Dat brengt een verhaal direct op spanning. Het is niet subtiel, maar dat is al dat vingergetrommel eigenlijk ook niet.

En nu nog zelf toepassen wat ik aan anderen verkondig

Als voorbereiding op mijn workshop over dramatische personages maak ik wat aantekeningen over het schrijfproces. Als je voor je gevoel zit te modderen met een tekst en zeker als je helemaal vast zit, is het meestal hoog tijd om naar een andere fase/modus van het schrijfproces om te schakelen (vrij naar Flower & Hayes). Dus van schrijven naar redigeren, of terug naar de tekentafel, of eerst wat research. Wat je ook doet: doe in ieder geval iets anders, want zo trek je het vlot. Een uur later herlas ik voor dezelfde workshop The art of Dramatic Writing. Laios Egri (de schrijver) sloeg me om de oren met het belang van een goede premisse. Continue reading “En nu nog zelf toepassen wat ik aan anderen verkondig”

Mijn tekstverwerker kent geen lijntjesblaadjes

Hoe gestructureerd ik ook probeer te werken, met grote regelmaat ontsporen mijn verhalen om te eindigen in een ravage. Gelukkig heeft die ravage in veel gevallen meer literaire potentie dan het oorspronkelijke idee. Ik heb me er bij neergelegd dat afdwalen en bijstellen van mijn plannen blijkbaar belangrijke onderdelen van mijn schrijfproces zijn. Steeds vaker merk ik dat ook teksten die op het eerste gezicht weinig creatieve waarde hebben, op dezelfde manier van het geplande pad afdwalen. Ik werk aan een bedrijfsplan voor de komende paar jaar en dat kreeg al snel trekjes van een literair dagboek en inmiddels dreigt het een complete analyse van de boekenbranche te worden. Ik verlang nu al naar het moment dat ik ga schrappen. Continue reading “Mijn tekstverwerker kent geen lijntjesblaadjes”

Niet meer dan een snufje suggestie

Een doel dat ik mij tijdens het schrijven vaak voor ogen houd, is het verleiden van de lezer. Hoe blijft het verhaal op spanning en zorgen de woorden die ik opschrijf ervoor dat de pagina vol verwachting wordt omgeslagen? Nooit mag het drama verdwijnen of de spanning wegebben.

Gelijktijdig wil ik echter ook dat de lezer bedachtzaam leest. Wat ik schrijf hoeft geen rasechte pageturner te worden, die alleen geschreven is op dat effect. Er is zoveel meer aan een boek en wie er doorheen raast op weg naar zekere ontknoping mist zoveel waarvan ik hoop dat er bedachtzaam op herkauwd zal worden. Af en toe dus rustig aan. Even vertragen.

Het zoeken van die balans is één van de leukste dingen aan het schrijven. Het kiezen van de juiste woorden in iedere zin. Het vinden van de goede toon voor iedere passage. En het toevoegen van een snufje suggestie, maar nooit teveel.