Het juiste plaatje bij de juiste tekst

Een goede illustratie laat niet zien wat er in een tekst staat. Een goede illustratie verbeeldt en versterkt de tekst zodanig dat de verbeelding van de lezer nog altijd geprikkeld wordt. En andersom moet het ook kloppen. De tekst voegt iets toe en beschrijft niet alleen wat er is verbeeld. Maar wat moet het dan precies toevoegen?

Carl Hollander (bron: Letterkundig Museum)

Als ik terug denk aan werken met illustraties die me zijn bijgebleven denk ik met name aan vele kinderboeken. Als eerste aan Carl Hollander, die de boeken van Paul Biegel illustreerde. Vervolgens aan de etsen bij het werk van Jules Verne en Alexandre Dumas. Die illustraties gaven toch vrij letterlijk weer wat er gebeurde? Bij de meeste volwassen literatuur is het plaatsen van illustraties helaas een beetje ‘uit’. Menig roman werd wel verstripboekt, maar dat is toch een ander genre. Fantasy en SciFi worden soms wel rijkelijk geïllustreerd – ik denk dan als eerste aan het werk van Tolkien. Wat Tolkien zelf maakte, en ook het werk van Pauline Bayes, kan ik erg waarderen. Het recentere werk, zoals dat van John Howe, is me wat te realistisch en te letterlijk. Het laat me weinig ruimte voor mijn eigen fantasie. De sfeer smaakt me minder – te weinig mysterie en verwondering. Het werk is te af. Als ik zo’n plaatje zie denk ik eigenlijk nooit: ‘waar zou dat verhaal over gaan’ of ‘wat zou er achter die horizon liggen?’

Ik denk dat ik de kern raak met ‘sfeer en verwondering’. Dat was precies waarom ik zo blij was toen Tais Teng aanbood om illustraties voor Heimwee naar het onbekende te leveren. Zijn werk doet precies dat: verwondering opwekken. De teksten van Smith en Tais werk versterken elkaar over en weer. Naast elkaar ga je ze beide met andere ogen bekijken.

Bij de eerste integrale uitgave van Smiths prozagedichten koos uitgeverij Arkham House voor de illustrator Frank Utpatel. Zijn stijl is vrij klassiek, en sluit goed aan bij de romantische kant van Smiths werk. Het doet me denken aan de illustraties van Sidney Sime bij het werk van Dunsany. Dat is op zichzelf prachtig, maar bij de bizarre en kosmische kant past in mijn beleving ander soort werk.

Smith maakte zelf ook illustraties. Die zijn gemaakt in een eenvoudige, bijna naïeve stijl. Het wordt gekenschetst als ‘outsider art‘. Smith koos die stijl bewust. Omdat zijn verhalen in verre, bizarre werelden speelden vond hij een conventionele stijl of techniek niet passend. Hoewel ik dat kan waarderen vind ik die stijl minder geschikt om naast tekst te plaatsen. Soms is het tè naïef en daarmee minder toegankelijk en teveel een ‘acquired taste’. Veel lezers zal het juist van de tekst afleiden in plaats van uitnodigen om van de tekst en plaatjes naast elkaar te genieten.

Er is een stijl nodig die wel de vervreemding en verwondering oproept, zonder de lezer af te stoten of teveel te verwarren. Niet voor niets koos Arkham House bij de uitgave A Rendezvous in Averoigne voor illustraties van Jeffrey K. Potter. Diens werk vertoon in de verte wel wat gelijkenis met dat van Tais Teng door het foto-realisme, de collageachtige technieken en het gebruik van fractalen. De thema’s zijn eveneens betoverend, bizar en vervreemdend: het is makkelijk er de vergezichten in te zien aan het einde van tijd en ruimte, zoals Smith die in zijn teksten verbeeldt.

Tais Teng verstaat die kunst ook; de lezer-beschouwer wordt geprikkeld om te fantaseren en bij iedere schakeling tussen tekst en tekening kan je iedere keer weer nieuwe dingen ontdekken. Uiteindelijk plaatste ik zestien werken bij de teksten waarmee het een prachtige en zeer rijk geïllustreerde bundel is geworden.

Op de projectpagina van Heimwee naar het onbekende vind je ook de omslagillustratie en het frontispice.

Hoe de heimwee geboren werd

Het titelvignet uit de bundel

De afgelopen paar jaar werkte ik aan Heimwee naar het onbekende, een vertaling van de verzamelde prozagedichten van Clark Ashton Smith. Later dit jaar verschijnt een gebonden editie en de voorinschrijving annex crowdfunding daarvoor staat inmiddels open.

Mijn liefde voor het werk van Clark Ashton Smith begon eind jaren ’80. Ik las in mijn tienerjaren graag fantasy. Hoe ik het genre ontdekte en terug ging lezen in de tijd heb ik eens beschreven in het essay Over de voorde naar de bron. Van Smith was maar een beetje werk in het Nederlands uitgegeven. Twee bundeltjes door Bruna in hun ‘Fantasy en Horror’ reeks en een bundel door MeulenhofSF Zothique en andere verloren werelden. Een paar losse verhalen waren opgenomen in anthologieën. Zijn werk viel me op: de verhalen waren origineel, de werelden betoverend en alleen al het taalgebruik was van een variëteit die ik van andere auteurs niet kende. Ik las ook wel in het Engels, maar waar me dat bij schrijvers als Tolkien en Dunsany relatief weinig moeite kostte, toonde het proza van Smith zich weerbarstiger. De zinsopbouw en de woordkeus zelf leek soms afkomstig uit verre werelden. Maar ook al begreep ik niet alles meteen: ik was wel bevangen door de schoonheid van zijn taal. En de verhalen gaven voortdurend de suggestie dat er meer te ontdekken viel. Iedereen zin leidde naar een nieuw vergezicht op verloren werelden. Gelijktijdig waren zijn thema’s en personages universeel; het ging veelal om angst en liefde. In ieder tijdgewricht zullen er schrijvers en lezers zijn die, verlangend en een beetje angstig, op hun rug in het gras naar de sterren staren en fantaseren over tijden van weleer en de eonen die nog komen gaan. Smith stoorde zich niet aan de conventies van zijn tijd en schreef met een subtiel gevoel voor humor over dood, lust en liefde zoals weinig tijdgenoten dat konden of durfden. Daarin was hij zijn tijd ver vooruit. En daardoor voelt zijn werk, ondanks het archaïsche taalgebruik, soms opmerkelijk eigentijds.

Door de jaren heen keerde ik vaak terug naar het werk van Smith, en dan met name zijn prozagedichten. Daarin vond ik alle thema’s en alle taalkundige schakeringen samengebald in een bescheiden corpus aan teksten. Voor mij vormen die teksten de kern van zijn werk. Het heeft de poëtische schoonheid van zijn gedichten, en de rijkheid aan ideeën van zijn proza.

Nadat ik eind 2019 het schrijven van Oom Ludo had afgerond en terwijl ik voorbereidingen trof om dat werk uit te geven, zocht ik een schrijfproject voor tussendoor. Een werk om het pallet te reinigen, zoals je een stukje brood eet en een slok water drinkt tussen het proeven van twee verschillende soorten wijn. Het mocht een vingeroefening zijn. Ik had een kort verhaal kunnen schrijven. Of een paar gedichten. In plaats daarvan pakte ik een klus op waar ik al vaker kort aan gewerkt had; het vertalen van de prozagedichten van Clark Ashton Smith. Om alle facetten van die teksten te doorgronden was ik begonnen ze voor mezelf te vertalen.

Deze keer werd ik nog meer gegrepen door de teksten dan alle vorige keren. Het gevoel bekroop me dat ik deze teksten graag aan de vergetelheid wilde ontrukken en dat ik mijn plezier met anderen wilde delen. Misschien beschouw ik dat wel als een morele plicht van een schrijver: om af en toe een werk uit de kast te halen, af te stoffen en voor het voetlicht te plaatsen. Zo laat je als schrijver aan de wereld zien: zie wie ons is voorgegaan. Dit inspireerde mij. Dit moet gelezen worden.

Eerlijk gezegd: het was ook een beetje mijn coronaproject. De lock-downs hadden hun weerslag. Graag had ik in 2020 meer tijd en aandacht besteed aan de promotie van Oom Ludo. Maar de publieke boekpresentatie en ludieke promotie, die zaten er even niet in.

En gaandeweg werd het voor mijzelf op vele vlakken ook een meesterproef: in bekwaamheid, in doorzettingsvermogen en in besluitvaardigheid. Bij prozagedichten gaat het niet alleen om de betekenis, maar ook om het ritme en de klank, om alle symboliek, de verwijzingen en de stijl. Ik wilde recht doen aan de romantische weelde van het proza, maar de tekst ook bezorgen aan de lezer van nu. Bij iedere keer dat ik een vertaalde zin herlas bekroop mij de twijfel: was dit werkelijk hoe die zin er heden ten dage in het Nederlands moest staan? Meerdere keren nadat ik alle teksten had geredigeerd kwam ik tot de conclusie dat met de opgedane ervaring eigenlijk nòg een redactieronde nodig was. In een volgend blog zal ik een aantal versies van een vertaling eens naast elkaar zetten.

En terwijl ik aan de vertaling werkte groeide het besef dat er eigenlijk meer nodig was dan alleen vertalen. Het schrijven van een goede inleiding. Een verklarende woordenlijst. Een beknopte bibliografie. Gelukkig kreeg ik hulp en bijval. Met eindeloos geduld las Nico Assinck alle vertalingen met mij mee en gezamenlijk herkauwden we alle woorden. William Dorman, de stiefzoon van Smith en beheerder van de literaire nalatenschap, gaf toestemming om het werk in vertaling uit te geven. Tais Teng, schrijver, illustrator èn ook een liefhebben van het werk van Smith, toonde zich bereid om illustraties voor de uitgave te leveren.

Wat begon als een pennenproef, groeide al doende uit tot een fascinerende, intensieve en tijdrovende klus. Twee coronajaren gingen voorbij. We beleefden menig lockdown. Ik wisselde van baan. En ondertussen werkte ik gestaag door. Ik zette uiteindelijk alle twijfel en neiging tot herkauwen van de tekst opzij en leverde een complete vertaling op.

Het heeft even geduurd, maar nu is de publicatie van dit eindresultaat in zicht. Dit najaar verschijnen de prozagedichten in een gebonden en geïllustreerde uitgave. Een prachtbundel, waarvan de vorm is geïnspireerd op de boeken van uitgeverij Arkham House, de eerste uitgever van het werk van Smith.

Het werk is in de eerste plaats geboren uit mijn liefde voor het werk van Clark Ashton Smith, en ik hoop dat met deze vertaling meer mensen in Nederland zijn werk, en de heimwee naar het onbekende, zullen (her)ontdekken.

Dit is de eerste uit een reeks blogs over Clark Ashton Smith en de uitgave Heimwee naar het onbekende. In volgende blogs zal ik onder andere ingaan op de inhoud van de teksten, het vertaalproces en leven en werk van Smith.

Te mooi om in de la te laten liggen

Een schrijfschrift met aantekeningen over Maximiliaan Lex

Ik heb meer ideeën dan ik tijd heb om ze uit te werken en op papier te zetten. En als ik daar al toe kom, moet het ook nog worden uitgegeven. Op mijn computer heb ik mappen vol met schrijfwerk dat ooit nog de wereld in gezonden moet worden. Tot nu toe komt het er niet van om dat te doen. Soms omdat ik twijfel of het goed genoeg is. Soms omdat ik nog één verhaal erbij wil schrijven om een bundel ‘compleet’ te maken. Soms gebrek aan tijd. Er is altijd wel wat. Nu heb ik bedacht dat ik voor mijn vijftigste verjaardag (nog ruim een jaar weg) al dat materiaal ter hand ga nemen en het zal publiceren of archiveren.

Voor wie wil weten wat er in het ‘geheime verhalenvat’ zit, waarin het hopelijk niet verzuurd, hieronder een overzicht op min of meer chronologische volgorde.

  1. Zwijgen is zilver – Toen ik het schreef noemde ik het een ‘jeugdnovelle’. Inmiddels noem je dat al jaren jong adult.
  2. Het onbezoldigd universum – een bundel grappige korte verhalen, illustraties en gedichten. Onder andere de korte Tante Magna verhalen. (zie 4)
  3. De mythe van een jeugd – een dichtbundel. Soms vrij zware kost met een hoog weltschmerz gehalte, maar over menig gedicht ben ik nog steeds heel tevreden. Ik heb een paar keer een poging gewaagd om gedichten uit deze set te herschrijven, of het beste materiaal eruit te halen, maar eigenlijk vormt de bundel één geheel. En mijn afstand tot het werk (ik schreef het eerste helft jaren ’90) is inmiddels zo groot dat ik het integraal moet uitgeven of archiveren. Iets anders leidt tot een gemankeerd eindresultaat.
  4. De nieuwe avonturen van Tante Magna – Eigenlijk schreef ik er tot nu toe maar één: het beklemmende en poëtische ‘Het oude halssnoer’. Het verscheen in Ganymedes 14. Er ligt een half volgend verhaal. Het is de schrijnende, volwassen versie van de kolderieke verhalen uit Het onbezoldigd universum (2). Eigenlijk zou ik dat tweede verhaal eens af moeten schrijven, en ze samen in één bundeltje willen uitgeven. Al dan niet vergezeld door de mini verhaaltjes uit Het onbezoldigd universum.
  5. Het zwarte grootboek – dit was ooit een bundel klassieke griezelverhalen. Ik schreef ze in de jaren 80 maar toen ik ze in jaren 90 herlas vond ik ze allemaal niet goed genoeg. Ik nam me voor om het kernidee van ieder verhaal te nemen en daar een nieuw verhaal voor te schrijven. Ik ben een heel eind: er zijn drie verhalen herschreven (gemiddeld toch één per tien jaar).
    1. Het verhaal ‘De poort naar wijsheid’ werd omgeschreven naar ‘De laatste kamer’ – dit was het verhaal dat de minste revisie behoefde en de nieuwe versie verscheen in een editie van Pure Fantasy. Op basis van die publicatie werd ik destijds spontaan gebombardeerd tot ‘de Lovecraft van de lage landen’.
    2. Het zwarte grootboek – een compleet herschreven versie werd opgenomen in Ganymedes 15.
    3. Het verhaal ‘Cicil Blake’ vormde de inspiratie voor het compleet nieuwe verhaal ‘Het horloge van Alvarez’. Het is eerder mystiek dan griezelig geworden en speelt op een van de sterkampen in Ommen. Ongepubliceerd.
    4. Dan resteren nog een gedicht ‘De verdwaalde reiziger’ en een prozagedicht ‘De tempel van de kruipende chaos’. In de oorspronkelijke bundel zat daarnaast ook nog een vertaling van Het Nachtmerriemeer van Lovecraft. Die heb ik in de tussentijd op deze website online gepubliceerd.
  6. Onwaarschijnlijke helden – een verzameling fantasy verhalen met een Hollandse snit. Deze bundel was nagenoeg af en heb ik als eerste al uit de mottenballen gehaald. Eind juni is het als e-book verkrijgbaar bij alle grote retailers. De pre sale staat inmiddels open bij publicatieplatform Smashwords. Een geprinte editie heb ik niet in de planning.
  7. Vier dystopische/beklemmende verhalen – hier is er slechts één van gepubliceerd: de novelle Kiki. De verhalen Camiel, De immolenten en Snuit behoeven nog wat eindredactie. Daarna zou het samen een aardige bundel vormen. Maar wellicht zijn ze ook heel geschikt om éérst los te publiceren in bijvoorbeeld het tijdschrift ‘Fantastische Vertellingen’. (Remco Meisner zal me dankbaar zijn)
  8. Het uur van Leviathan – een wat uit de hand gelopen symbolisch verhaal (ca 50 romanpagina’s) over zinkgaten, de ondergang van de wereld en vooral: de liefde. Er is iets met dat verhaal waardoor ik er erg verknocht aan ben. Steeds heb ik het gevoel dat ik het heel zorgvuldig de wereld in wil zenden. Misschien is het wel geschikt, net als Kiki, om er een zelfstandig los boekje van te maken.
  9. Meer poëzie – ik heb wat afgedicht. Maar er valt geen lijn in te ontdekken en geen bundel uit samen te stellen. Wat moet ik toch met al dat spul? Vele tientallen gedichten van verschillende vorm en lengte, met uiteenlopende thematiek. Misschien is voor de meeste gedichten het ronde komo-archief nog de beste bestemming. Het enige stuk dat ik er wellicht bij voorbaat uit wil redden is ‘Hoor toch hoe de draaitabellen zingen’ – een lang en episch stuk kantoortuinpoëzie.
  10. En verder…. er blijven nog wat curiosa over. Een hommage aan Martin Toonder. En wat materiaal waar nog flink aan gewerkt zou moeten worden: de avonturen van Maximiliaan Lex. En wat schetsen en kladjes: een half verhaal dat speelt in de wereld van het rollenspel Queeste. Dat is amper het ideeën stadium ontstegen. Enfin: ook hier wil ik met de bezem erdoorheen.

Ik weet vrij zeker dat lang niet al dit materiaal de lezer zal bereiken. En dat is prima. Sommig materiaal is toch nog niet rijp. Ander materiaal is gewoon niet goed genoeg. Maar enkele verhalen en gedichten zijn toch te mooi om in de la te laten liggen. Publicatie zal maar voor een enkel werk met enige bombarie en een boekpresentatie gepaard gaan. Veelal wordt het komend jaar terloops: zodat het in ieder geval voor de nieuwsgierige lezer vindbaar is.

En ja, dan is er natuurlijk ook nog het nieuwe werk. Aan dat vat met verhalen worden ook steeds weer nieuwe zaken toegevoegd.

De afgelopen paar jaar werkte ik aan Heimwee naar het onbekende, een vertaling van de verzamelde prozagedichten van Clark Ashton Smith. Later dit jaar verschijnt een gebonden editie en de voorinschrijving annex crowdfunding daarvoor staat inmiddels open.

Over dit werk publiceer ik de komende weken een paar blogs.

En ondertussen schrijf en redigeer ik ook nog een literaire triller, onder de werktitel Gamergirl, maar die verschijnt waarschijnlijk pas begin 2023.

Oh ja, en ik had nog het plan om een biografische schets over Catharine Duval te schrijven. En een toneelstuk over… en… en… en…

Bureaucratie, romantiek en het kijken naar de wereld

Er zitten weer leuke zaken in de pen. Hierbij drie projecten die dit jaar op stapel staan.

De strijdlustige en schijnbaar onvermoeibare Jac Splinter brengt onder de titel “Ja maar meneer ik doe ook maar mijn werk” Het Grote Bureaucratie Vakantieboek uit. Het wordt een boek met een-derde serieuze zaken over bureaucratie, en twee-derde satire en spelletjes. In die laatste categorie schreef ik voor deze uitgave een kort verhaal ‘Het formulier’ en een stuk interactieve fictie in de stijl van de ‘kies je eigen avontuur’ boeken. Meer nieuws over de boekpresentatie (verwacht in april) volgt te zijner tijd, maar bestellen kan nu al bij Jac.

Ik werk op dit moment aan de vertaling van de verzamelde prozagedichten van Clark Ashton Smith (1893-1961). Voor velen is hij wellicht een onbekende. Clark Ashton Smith was schrijver, dichter en beeldhouwer. Als dichter kreeg hij al vroeg erkenning, mede door lof van de dichter George Sterling. Smith wordt gerekend tot de West Coast Romantics naast onder andere Joaquin Miller en Nora May French. Hij wordt ook wel bestempeld als ‘The Last of the Great Romantics’. Als schrijver van korte prozaverhalen was Smith een van “de grote drie” rond het blad Weird Tales, samen met Robert E. Howard en H. P. Lovecraft. Smiths fantasy en science fiction werk werd alom geprezen door zijn collega’s en critici. Zijn werk wordt gekenmerkt door een buitengewoon rijke en sierlijke vocabulaire, een kosmisch perspectief en een zweem van sardonische humor. Alledrie die ingrediënten zijn terug te vinden in zijn prozagedichten. In de komende weken zal ik een paar blogs schrijven over de voortgang van dit project en een paar voorproefjes publiceren.

‘Schrijf je nog wel eens wat?’ vragen mensen me weleens. Jazeker! Afgelopen jaar schreef ik de broodtekst van een groots en meeslepend werk over Oom Ludo. Met mijn vrij bondige stijl is dat netjes 60k aan woorden of ruim 200 pagina’s. Romandikte zeg maar. Wie me op facebook of instagram volgt heeft al eens foto’s met de #oomludo gezien. Dat zijn eigenlijk karakterstudies: een manier om uit te zoeken hoe Oom Ludo naar de wereld kijkt. Waar het boek over gaat?

Oom Ludo kijkt dagelijks uit op een parkje. Op een dag staat er een bord dat er een torenflat wordt gebouwd. Dit brengt hem in beweging: hij gaat op onderzoek uit en organiseert op geheel eigen wijze verzet…

De werktitel is Parkzicht. Het kan ook nog ‘ Het parkje van de windstreken’ worden, of misschien wel ‘De avonturen van Oom Ludo of Het kijken naar de wereld’. Het werk zit in de redigeerfase en ik hoop komende maanden de plannen voor publicatie te kunnen presenteren.