Het juiste plaatje bij de juiste tekst

Een goede illustratie laat niet zien wat er in een tekst staat. Een goede illustratie verbeeldt en versterkt de tekst zodanig dat de verbeelding van de lezer nog altijd geprikkeld wordt. En andersom moet het ook kloppen. De tekst voegt iets toe en beschrijft niet alleen wat er is verbeeld. Maar wat moet het dan precies toevoegen?

Carl Hollander (bron: Letterkundig Museum)

Als ik terug denk aan werken met illustraties die me zijn bijgebleven denk ik met name aan vele kinderboeken. Als eerste aan Carl Hollander, die de boeken van Paul Biegel illustreerde. Vervolgens aan de etsen bij het werk van Jules Verne en Alexandre Dumas. Die illustraties gaven toch vrij letterlijk weer wat er gebeurde? Bij de meeste volwassen literatuur is het plaatsen van illustraties helaas een beetje ‘uit’. Menig roman werd wel verstripboekt, maar dat is toch een ander genre. Fantasy en SciFi worden soms wel rijkelijk geïllustreerd – ik denk dan als eerste aan het werk van Tolkien. Wat Tolkien zelf maakte, en ook het werk van Pauline Bayes, kan ik erg waarderen. Het recentere werk, zoals dat van John Howe, is me wat te realistisch en te letterlijk. Het laat me weinig ruimte voor mijn eigen fantasie. De sfeer smaakt me minder – te weinig mysterie en verwondering. Het werk is te af. Als ik zo’n plaatje zie denk ik eigenlijk nooit: ‘waar zou dat verhaal over gaan’ of ‘wat zou er achter die horizon liggen?’

Ik denk dat ik de kern raak met ‘sfeer en verwondering’. Dat was precies waarom ik zo blij was toen Tais Teng aanbood om illustraties voor Heimwee naar het onbekende te leveren. Zijn werk doet precies dat: verwondering opwekken. De teksten van Smith en Tais werk versterken elkaar over en weer. Naast elkaar ga je ze beide met andere ogen bekijken.

Bij de eerste integrale uitgave van Smiths prozagedichten koos uitgeverij Arkham House voor de illustrator Frank Utpatel. Zijn stijl is vrij klassiek, en sluit goed aan bij de romantische kant van Smiths werk. Het doet me denken aan de illustraties van Sidney Sime bij het werk van Dunsany. Dat is op zichzelf prachtig, maar bij de bizarre en kosmische kant past in mijn beleving ander soort werk.

Smith maakte zelf ook illustraties. Die zijn gemaakt in een eenvoudige, bijna naïeve stijl. Het wordt gekenschetst als ‘outsider art‘. Smith koos die stijl bewust. Omdat zijn verhalen in verre, bizarre werelden speelden vond hij een conventionele stijl of techniek niet passend. Hoewel ik dat kan waarderen vind ik die stijl minder geschikt om naast tekst te plaatsen. Soms is het tè naïef en daarmee minder toegankelijk en teveel een ‘acquired taste’. Veel lezers zal het juist van de tekst afleiden in plaats van uitnodigen om van de tekst en plaatjes naast elkaar te genieten.

Er is een stijl nodig die wel de vervreemding en verwondering oproept, zonder de lezer af te stoten of teveel te verwarren. Niet voor niets koos Arkham House bij de uitgave A Rendezvous in Averoigne voor illustraties van Jeffrey K. Potter. Diens werk vertoon in de verte wel wat gelijkenis met dat van Tais Teng door het foto-realisme, de collageachtige technieken en het gebruik van fractalen. De thema’s zijn eveneens betoverend, bizar en vervreemdend: het is makkelijk er de vergezichten in te zien aan het einde van tijd en ruimte, zoals Smith die in zijn teksten verbeeldt.

Tais Teng verstaat die kunst ook; de lezer-beschouwer wordt geprikkeld om te fantaseren en bij iedere schakeling tussen tekst en tekening kan je iedere keer weer nieuwe dingen ontdekken. Uiteindelijk plaatste ik zestien werken bij de teksten waarmee het een prachtige en zeer rijk geïllustreerde bundel is geworden.

Op de projectpagina van Heimwee naar het onbekende vind je ook de omslagillustratie en het frontispice.

Je zendt een boek de wereld in…

Dit is een verkorte weergave van de online boekpresentatie van Oom Ludo op 1 augustus 2020.

De vorm van deze presentatie – online – werd uit nood geboren, maar heeft als voordeel dat hij veel makkelijker toegankelijk is voor mensen van buiten Nijmegen. En belangstellenden kunnen hem ook later nog terugkijken. Voordelen en nadelen; het is maar hoe je er tegenaan kijkt – en dat is in het geval van dit boek een vrij passend adagium. De rode draad is vandaag uiteraard het boek Oom Ludo. Een boekpresentatie is het moment dat je een boek aan de lezer presenteert, het moment waarop je het de wereld inzendt. En daarom zal ik ook stilstaan bij de wereld waar we in leven.

Oom Ludo moet af en toe een tijdje tot rust komen.

Oom Ludo werd ‘geboren’ op 10 september 2015. Het was in een tekst die ik in een opwelling schreef bij een foto op instagram. Ik schreef: “Oom Ludo moet af en toe een tijdje tot rust komen.” In de verhouding tussen de tekst en de foto, en in het tot rust komen, zit al de kern van het boek. De vrije associatie bij een beeld, die waarschijnlijk anders is dan wat vele anderen zouden denken bij die foto. Het tot rust komen: de afstand tot de wereld. En de figuur: een nu al wat zonderlinge Oom Ludo.

In de jaren die volgden figureerde Oom Ludo vaker bij foto’s – met als doel om de lezer iets zichtbaar te maken dat ertoe zou aanzetten opnieuw, met andere ogen, naar de foto te kijken.

Het werd mij gaandeweg duidelijk dat er meer verhaal in Oom Ludo school. Van enkel een spanningsveld tussen tekst en foto’s was de serie als geheel voor mij uitgegroeid tot een personage-onderzoek. Of zelfs tot het ontwikkelen van een eigen, bijzondere belevingswereld. Het idee voor een boek groeide in mijn hoofd.

Voor Oom Ludo was het hele leven één langgerekte sterfscène.

Bij deze foto was het onderschrift: Voor Oom Ludo was het hele leven één langgerekte sterfscène. Die zin vormde lange tijd de eerste zin van het boek. Bij de derde redactieronde gooide ik de openingsscène om en belandde de zin op een andere plek in dat hoofdstuk. Hij kon kenmerkend zijn voor Oom Ludo op een specifiek moment: het begin van het boek. Maar de zin was uiteindelijk niet helemaal de juiste toon om het boek mee van start te laten gaan. Te zwaar op de hand.

Er is ook een andere kant van Oom Ludo. Er is een creatieve, speelse Oom Ludo, die kansen ziet. Die even aan de teneur van de langgerekte sterfscène ontsnapt en de wereld anders ziet. Ik denk dat Ludo in ons collectief onderbewuste een passende naam is voor een oom. Of in ieder geval een bepaald type oom. Ludo verwijst naar de homo ludens, de spelende mens. De naam benadrukt het wat zorgeloze, onbevangen, experimenterende karakter.

En wat is een oom? Iemand die dichtbij staat, want het is familie. En gelijktijdig iemand die verder weg staat, buiten het eigen gezin, op een gepaste afstand.

Ik denk dus dat ik Oom Ludo niet helemaal zelf heb bedacht. Wie googled op ‘Oom Ludo’ vindt met een beetje moeite zo een stuk of wat boeken waar een oom met die naam in voorkomt. In een woordenboek trof ik als voorbeeldzin aan ‘Onze nonkel Ludo is gisteren begraven’. Toen ik dat ontdekte (het boek was toen vrijwel af) was ik daar eigenlijk heel blij mee – ik denk dat het betekent dat het inderdaad een herkenbaar, archetypisch personage is.

Ik heb het boek overigens ook niet helemaal alleen geschreven of uitgegeven. Ik wil graag Mel Lambers, mijn echtgenoot, en Nico Assinck hartelijk danken voor het proeflezen en hun redactionele commentaar. Dat was onmisbaar. Net als de minutieuze correctie van de tekst door Ineke de Leeuw.

Archetype – het is een term uit de psychologie die ook in de literatuurwetenschap veel gebruikt wordt. En met die term realiseerde ik me dat veel van de oom-ludo-commentaren niet alleen een creatieve, andere blik op de foto’s lieten zien, maar even zo vaak een element dat misschien niet op de voorgrond lag, maar wel al duidelijk in de foto’s aanwezig was.

Als voorbeeld deze foto

Oom Ludo voelde zich nooit zo op z’n gemak bij om het even welke samenscholing.

Die samenscholing is er al. Het ongemak ook, in de vorm van stinkende vuilnisbakken, en eventueel het herfstblad dat een zekere guurheid uitdrukt. De zogenaamde ‘andere’ blik was latent al aanwezig. Het commentaar doet een appèl op een onderstroom, basis emoties, en raakt het domein van dromen en angsten.

Een schrijver werkt heel veel met het onderbewuste. Vaak gebruikte termen daarbij zijn inspiratie of intuïtie. Als het goed is, werkt bij een schrijver het onderbewuste als bij een medium. Je maakt de wereld mee, direct of via alle media die ons ter beschikking staan, en de fictie-teksten die geschreven worden zijn daarna, via ons onderbewuste, altijd een weerslag van de tijdgeest. Het heeft zeggingskracht, juist in het tijdgewricht waar het in ontstaan is. De literatuur is relevant en interessant voor de lezer van nu.

Dat is natuurlijk niet altijd waar. Soms is de schrijver teveel opgesloten in zijn eigen gedachtewereld. Het werk kan prachtig zijn, maar het is erg hermetisch en slechts voor de enkele vasthoudende fijnproever interessant. Je kunt ook de andere kant op doorslaan: in wat je schrijft meteen aansluiten op de krantenkoppen van vandaag of de meest recente actualiteiten. Dat kan ook mooi zijn, maar is eerder journalistiek van aard. Het is vergankelijk als kranten en jaarboeken. Oud papier voor morgen.

Ik zoek de balans. Wat iedere schrijver van literatuur beoogt: zowel actueel als tijdloos zijn. Universele verhalen vertellen, geaard in de tijd waar ik in leef, voor een publiek van nu.

Ik sta stil bij dit proces omdat we nogal wat deining hebben gehad in de actualiteit. Eigenlijk wil ik aan die actualiteit niet al teveel woorden besteden… u en ik leven er elke dag mee. We kunnen het iedere dag op televisie zien en er dagelijks over lezen op social media.

Maar een aantal zaken voelt op dit moment te prangend en alom aanwezig om helemaal niets te zeggen over hoe ik mij verhoudt tot die actualiteit. En geen van die zaken is helemaal nieuw; de actualiteit is de afgelopen jaren langzaam aangezweld, en als het goed is, ook bewust of onbewust in Oom Ludo terecht gekomen.

Corona kan nieuw lijken, maar pandemieën zijn van alle tijden. Afstand, tot de wereld en tot andere mensen, is een belangrijk thema voor Oom Ludo. He thema sluit hier aan, maar de directe link is denk ik nog dun.

Black Lives Matter – Met de dood van George Floyd, en de protesten die sindsdien massaal zijn gevoerd, worden voor mij twee zaken extra zichtbaar. De totalitaire trekken van het Amerikaanse politie apparaat. En wijd verbreid maatschappelijke en systemische discriminatie en racisme. Naar de dood van George Floyd kijken we vooral binnen de context van de Amerikaanse maatschappij, die gedomineerd wordt door een Amerikaanse president die doelbewust de grenzen van de democratie tart en overschrijdt.

Maar in de context van de boekpresentatie vandaag kijk ik liever naar de situatie in Nederland. Hier hebben we een al jaren slepende discussie over zwarte piet. En er is bijvoorbeeld op de arbeidsmarkt en op de woningmarkt evident discriminatie.

Ik denk de laatste tijd regelmatig terug aan Mitch Henriquez. Hij werd in 2015 in Den Haag, na een muziekfestival, door twee agenten aangehouden en met een nekklem overmeesterd, waarna hij kwam te overlijden. Naar het incident werd onderzoek ingesteld en dit leidde ook deels tot veroordeling. Wat met Mitch Henriquez gebeurde illustreert voor mij dat we in Nederland ook geïnstitutionaliseerd racisme hebben. Gelukkig niet op de schaal zoals in Amerika (daar is alles groter en extremer), maar teveel om het te bagatelliseren. Er was in deze zaak wel vervolging en veroordeling, maar onze rechtspraak, met haar onderbezetting en stukloon, is kwetsbaar. En er is fnuikende systemische discriminatie in het Nederlandse systeem (als het niet bij sommige politiekorpsen is, dan wel bijvoorbeeld bij verkeerscontroles en de belastingdienst) die zich niet eenvoudig laat corrigeren.

Vanuit de blacklivesmatter beweging wordt een appèl gedaan om je uit te spreken, om niet zwijgend toe te kijken. Ik spreek me graag uit. Niet in de vorm van deelname aan demonstraties. Niet vluchtig op twitter. Wel in mijn werk.

Ik doe dat op mijn manier: met milder ironie over de multiculturele samenleving in De dundenker en ook in Oom Ludo, met een terloops maar felle oordeel over Van Heutz. En bij deze, door er aandacht aan te besteden in deze presentatie. Of het genoeg is mag u als lezer of toehoorder beoordelen.

Al deze overwegingen bij de actualiteit en de tijdgeest, roepen bij mij de vraag op: wat voor schrijver wil je zijn? En dat brengt me bij nog één onderwerp uit de actualiteit dat ik wil aanstippen. Afgelopen week deed ik namelijk mijn Harry Potter boeken de deur uit. Ik had geen zin meer om er tegenaan te kijken. Dat kwam omdat ik ze niet kon zien zonder herinnerd te worden aan de kwalijke en vrij fobische opvattingen en uitspraken van auteur J.K.Rowling over transseksualiteit.

Het is logisch dat het me raak – ik ben homo en mijn man is transman. Wie erg dol is op de boeken en minder of geen persoonlijke band met het onderwerp heeft, zal zich wellicht minder aantrekken van de uitspraken van de auteur. Voor mij viel de balans negatief uit. Maar naast dat ik mij persoonlijk betrokken voel bij het onderwerp, gaat dit ook over het schrijverschap. Want; wat voor schrijver wil je zijn?

JKR noemt zichzelf een medestander en een vriend van transseksuelen en iemand die zich goed heeft ingelezen… maar wat ze doet is zich stelselmatig uitspreken tegen transities en tegen het erkennen van de gender identiteit van transseksuelen. Ze is daarmee geen vriend of medestander. Ze is een internationaal zeer bekende auteur, wier woord ver reikt. En ze doet dat in een context waarin transseksuelen internationaal gezien een zeer kwetsbare groep zijn. Hulp en behandeling zijn duur of in het geheel niet voorhanden. Discriminatie en geweld liggen constant op de loer. Er gaat geen week voorbij of er worden transseksuelen om hun gender identiteit vermoord. Het aantal zelfmoorden onder transseksuelen (met name jongeren) is al jaren ongekend hoog. Dat is van belang, want dit is de context waarin JK Rowling haar uitspraken doet. Zij vindt het als wereldbefaamde auteur nodig om de kritische ‘medestander’ uit te hangen. Met dat soort vrienden heb je geen vijanden meer nodig.

Ook als je een fundamenteel andere mening hebt over wat gender is of hoe gender-identiteit werkt, mag je je afvragen: wat voor rol heb je als schrijver in deze wereld? Wat voor onderwerpen kaart je aan, binnen of buiten je werk?

Dat is de vraag die ik mijzelf stel: wat voor rol heb ik als schrijver in deze wereld. Daarbij is JKR in ieder geval niet mijn grote voorbeeld, dat moge duidelijk zijn. Een schrijver die ik bijvoorbeeld wèl bewonder is Ursula LeGuin. Zij laat in haar werk goed schrijverschap en engagement perfect samengaan.

in 2014 ontving zij de Medal for Distinguished Contribution to American Letters. Bij die gelegenheid sprak zij een dankwoord en zei ondermeer:

“. . . I think hard times are coming, when we will be wanting the voices of writers who can see alternatives to how we live now. Who can see through our fear-stricken society and its obsessive technologies to other ways of being, and even imagine some real grounds for hope. We will need writers who can remember freedom—poets, visionaries; the realists of a larger reality. (…) We live in capitalism; its power seems inescapable. So did the divine right of kings. Any human power can be resisted and changed by human beings. Resistance and change often begin in art, and very often in our art: the art of words.”

En zo dringt zich juist in deze periode de vraag aan mij op: wat voor boek wilde ik schrijven? Ik wilde een hoopvol en optimistisch boek schrijven. Het hoeft niet allemaal leuk en vrolijk te zijn, maar ik wil graag in alle polarisatie nuance bieden. Ik wil een andere, nieuwsgierige blik op de wereld bieden. Ik wil bij alle oordelen en meningen wat twijfel zaaien. Want twijfel en nieuwsgierigheid zijn belangrijk: het is de bron van alle wijsheid.

Ik wilde een boek schrijven om te lezen en te herlezen. Om ook na het wegleggen nog even over na te denken. Een troostrijk boek. Een boek dat even zou afleiden van de waan van de dag. Niet omdat het je verdooft of de wereld alleen maar laat vergeten, maar een boek waarna je als herboren die wereld weer tegemoet kan treden.

Ik zal eerlijk bekennen: dat maak ik natuurlijk niet voor iedere lezer waar. Maar voor mij is dit zo’n boek.

Dat gezegd hebbende, wil ik u langzaamaan meenemen van mijn beschouwingen bij onze dagelijkse werkelijkheid naar de werkelijkheid van Oom Ludo. Ik wil een paar dingen met u delen over de totstandkoming van het boek. Over de ontstaansgeschiedenis van het personage Oom Ludo heb ik het al gehad. Maar er is meer. Aan het begin van het boek kijkt Oom Ludo uit zijn raam naar een parkje. Dat parkje speelt bijna de eigenlijke hoofdrol in het boek.

Dat parkje is geïnspireerd op een bestaand park. In Santa Cruz de Tenerife ligt een stadspark van dat formaat, met veel kunstwerken en standbeelden en waterwerken. Met vogels en vlinders en planten uit alle windstreken. Met een spiraalvorming pad dat rechte paden doorkruist.

In het boek wordt dat parkje bedreigd (in het echt gelukkig niet) door de bouw van een flatgebouw.

Zoiets had ik voor ogen

Eerder liet ik mij al het woord ‘wereld’ ontvallen en ‘universum’. Fantasy en SciFi schrijvers kunnen met die termen lezen en schrijven. World-building – het creëren van een eigen, consistente, dramatische wereld is een vereiste bij die genres. Misschien komt het doordat ik ook veel fantasy heb gelezen en geschreven: dat ik in een boek een eigen werkelijkheid creëer, die geloofwaardig en consistent is, die een ‘sense of wonder’ opwekt. Dat is voor mij in ieder boek van belang.

En de wereld die ik schiep overstijgt dit boek. Ik denk niet dat al mijn boeken in precies dezelfde wereld spelen, zo analytisch wil ik er ook niet mee omgaan, maar in ieder geval blijkt dat personages soms uitstekend in meerdere verhalen een rol kunnen spelen.

Voor Oom Ludo had ik een architect nodig, die de gigantische torenflat die op de plek van dat parkje moest komen kon ontwerpen. Ik had nog ergens een architect:

Aegon Talmink in het toneelstuk Emoticon

In 2005 schreef ik het toneelstuk Emoticon (onder de titel Zij is buiten te lezen via de VvL); dat was een moderne hervertelling van het verhaal van Orestes. En in de eerste acte, een vrij klassieke griekse tragedie, werd de koningsrol gespeeld door een architect: Aegon Talmink. Ik speelde die rol zelf. Dat was van tevoren helemaal niet mijn bedoeling geweest, maar we hadden niet meteen iemand voor die rol kunnen vinden. Hij was zowel charmant als vilein. Vriendelijk, maar zeer dominant. Blijkbaar had ik dat als enige voorhanden acteur in mijn register.

Ik denk dat juist omdat ik die rol zelf had gespeeld, ik meteen wist dat toen ik voor Oom Ludo een architect nodig had, Aegon Talmink dat kon zijn. We zouden een andere kant van hem zien. Niet die van de wrede, dominante huisvader, maar die van de werkende architect, de (soort van) kunstenaar. Op zijn manier innemend en welwillend.

Ik had na dat toneelstuk nooit gedacht dat ik ooit nog wat met dat personage zou doen. Maar ineens was het moment daar. Een mooie bijrol voor de architect.

Met andere personages weet ik wel van tevoren dat ik er nog niet klaar mee ben. Voor het toneelstuk Nomaden bedacht ik de excentrieke kunstenaar Mandero Zeno. In mijn hoofd hoort Zeno in het rijtje Damien Hirst, Jeff Koons, Anish Kapoor, Banksy. Gek genoeg kende ik die kunstenaars nog niet allemaal toen ik hem bedacht. Ik had Christo en Warhol in mijn hoofd en dacht: ‘het kan veel gekker en veel, veel extremer’. Tegen de grens van het betamelijke. De grens van het mogelijke. De grens van het voorstelbare. Conceptueel en grensoverschrijdend.

In Nomaden wordt door de personages gespeculeerd dat hun hele verblijf en samenzijn een conceptueel kunstwerk van Zeno’s hand is. De kunstenaar zelf verschijnt niet ten tonele. Na dat stuk was ik niet klaar met Zeno. Hij speelde een paar jaar later een rol in een moordspel. Ik schreef het korte verhaal ‘De laatste vernissage’, waarin hij van zijn overlijden een kunstwerk maakt. Maar zelfs dat verhaal was niet het einde.

In het verhaal van Oom Ludo had ik een kunstexpositie nodig. In een boek dat mede gaat over hoe je naar de wereld kijkt, moest er voor mij ook naar kunst gekeken worden. En de oude beelden in het parkje, beelden uit de neoromantiek, waren niet genoeg. Daar moest iets aan moderne conceptuele kunst tegenover staan.

En daar was Mandero Zeno. Niet eens heel gepland. Hij was er ineens en wilde niet meer weg. En ik ontdekte nieuwe dingen over hem. Dat hij naar een witte muur kan staren alsof hij gelijktijdig de hele wereld ziet en de grote Nietzscheaanse afgrond instaart. En nog veel meer, maar dat mag u zelf ontdekken. Met Mandero Zeno ben ik denk ik ook na Oom Ludo nog niet klaar. Denk ik. De tijd zal het leren.

Het is aan u

Dit zijn maar twee bijrollen in de wereld van Oom Ludo. Er zijn er talloze, grote en kleine. Ik kan er nog veel meer over zeggen en vertellen, maar dat is meer het domein van een leesclub of een college literatuurwetenschap, dan voor een boekpresentatie.

Ik heb gezegd wat er ter introductie over te zeggen valt. Het is nu verder aan de lezer. Het is aan u.

p.s. linkjes om Oom Ludo te kopen staan hier.

De uitstraling van een boek dat je wil lezen

of De geboorte van een boekomslag

Als schrijver ben je geneigd te denken dat de titel van een boek een integraal onderdeel is van de tekst. Ik denk dat nog steeds, maar inmiddels weet ik dat er daarnaast nog een andere waarheid is. De titel van een boek is een onderdeel van de omslag van het boek en dus van de marketing en publicatie van het werk. Daarmee ligt het in het domein waar juist de uitgever iets over te zeggen heeft. Als het goed is, gebeurt de vaststelling in harmonieus overleg, maar uiteraard zal er vaak sprake zijn van enig dualisme. Dat geldt ook voor mij bij de uitgave van ‘Oom Ludo’ – als self-publisher met twee petten op. Je bent sterrenbeeld tweeling of je bent het niet.

Ik heb voor het Oom Ludo-project meerdere titels overwogen. Van heel kort ‘Park’ tot heel lang ‘De wonderbaarlijke reis van Oom Ludo of Het kijken naar de wereld.’ Als schrijver was mijn wensenlijstje relatief kort.

  • De titel moet passen bij het boek
  • Ik moet er ‘een goed gevoel’ bij hebben

Als uitgever wil ik daarnaast graag dat de titel, in combinatie met de omslag, de juiste uitstraling heeft.

  • Het moet de juiste doelgroep aanspreken
  • Het moet de juiste associaties oproepen
  • Je moet de titel makkelijk kunnen onthouden
  • Het moet goed ‘klinken’ als je het uitspreekt
  • Het moet visueel mooi op de kaft vallen
  • Het moet onderscheidend zijn, en dus niet teveel lijken op andere titels
  • En dat laatste geldt ook voor het zoeken op internet: het moet een min of meer unieke zoekterm zijn

Dit leverde een paar probeersels op.

Ik vroeg feedback in mijn omgeving en dat scherpte mijn gedachten.

De eerste omslag was een poging om het boek een ‘literair’ uiterlijk te geven met een gestileerde kaft en een klassiek, stijlvol, bijna gedistingeerd font. Het werd nog net niet ‘ambo klassiek’. Deze versie vind ik nog te rommelig ogen, maar is wel mijn persoonlijke smaak. Met een beetje er aan verder werken had ik hem zelf prachtig gevonden. Maar de titel vond ik net iets te generiek geworden. Van Kaas tot Birk; zo’n éénlettergrepige titel kan prima werken, maar hij zegt niet zo heel veel. In combinatie met zo’n klassieke letter wordt de uitstraling wat belegen, of in ieder geval wat te ingehouden. Dat past nog wel bij de Oom Ludo aan het begin van het boek (iemand die hele dagen voor zijn raam zit en naar de stad kijkt), maar niet bij het boek zelf: dat gaat toch over het ‘naar buiten treden, de wereld in’. Ik zocht een frissere of speelsere titel.

De tweede poging had dat laatste wel, maar vloog ook meteen uit de bocht. De letter is speels, en wordt vaker gebruikt voor romans met een wat luchtigere ondertoon. Wat ik zocht was een omslag die (qua gevoel) ook een roman van Paulien Cornelissen had kunnen zijn. Maar dat was dit niet. Het werd visueel teveel een kinderboek. De lange titel werkte toch wat minder goed dan ik in eerste instantie dacht. ‘Het kijken naar de wereld’ drukt inhoudelijk juist iets statisch uit, terwijl de titel ook een beetje ritme mag hebben.

De derde poging waagde ik om even iets heel anders te proberen. Inhoudelijk lijkt het in eerste instantie het verhaal van het boek goed te vertellen. Een parkje licht ingeklemd, of zelfs bedreigd, in de oprukkende stad. Maar het voelt niet als dit boek. De foto suggereert misschien ook wel non-fictie. Het zou ook een waargebeurd verhaal kunnen zijn over een au pair in Singapore. Of zo.

Met zowel titel als omslag ging ik terug naar de tekentafel. Iets met een parkje. Een roman. De juiste toon. De juiste lading. Die gestileerde boompjes vond ik leuk. Eenvoudigweg ‘Oom Ludo’ had ik lange tijd gebruikt als werktitel. Eigenlijk voldeed dat aan alle criteria die ik mijzelf als schrijver en als uitgever gesteld had.

De definitieve omslag voor Oom Ludo in wording

Dit is hem voor nu. Helemaal af is hij nog niet: de achterkant mist nog wat elementen, zoals een biografietje van mijzelf (een van de ingewikkeldste dingen om te schrijven, vind ik) en de obligatie auteursfoto, de streepjescode et cetera.

Als schrijver ben ik wel blij met het eindresultaat. En als uitgever hoop ik dat mijn potentiële lezers zullen denken ‘dat oogt als een boek dat ik wel zou willen lezen’.