Berichten

Boeken die me bijbleven

pascal

Ik heb een hekel aan kettingbrieven. Je kunt er niet met goed fatsoen nee op zeggen, en je wordt dan ook nog eens verplicht om wat je zelf tegen heug en meug hebt geaccepteerd een ander aan te doen. Meestal negeer ik ze straal. De uitnodiging van Pascal van der Maas om eens op papier te zetten welke tien boeken mij het meest zijn bijgebleven kon ik echter niet negeren. Ik moest er een maand of drie over nadenken, maar hier is hij dan alsnog. Niet op facebook, maar op mijn blog, en warempel, ja, ik geef hem door. Sorry, het gaat over boeken.

Boeken die me bij bleven

  1. De drie musketiers (Alexandre Dumas). Met dit boek heb ik de volwassen literatuur ontdekt. Ik las een kindereditie van het eerste deel. Toen het uit was, ontdekte ik in de kast van mijn ouders dat er nog twee delen bestonden (‘Twintig jaar later’ en ‘De burggraaf van Bragelonne’). Maar daar was geen kinderversie van, dus nam ik de oorspronkelijke, dikke pillen ter hand. Ik raakte behoorlijk verslingerd aan avonturenromans. Uiteraard las ik Schateiland, maar die noem ik met name omdat ik een paar jaar terug zo onder de indruk was van het boek Long John Silver. Björn Larsson schreef in dit ‘vervolg’ de complete biografische roman van Stevesons beroemde piraat. Een perfect boek, dat laat zien hoe je fictie in historische feiten inbedt.
  2. Reis naar de maan in 28 dagen en 12 uren (Jules Verne). Mijn eerste science fiction. Van Verne leerde ik voor het eerst hoe ver je fantasie kan reiken als je hem werkelijk de vrije loop laat – en dat dat kan terwijl je met je voeten in de realiteit blijft staan.
  3. Alles van Paul Biegel, en met name De kleine kapitein. Ik denk dat dat het eerste boek was, waarbij ik me al lezend realiseerde dat ik echt ìn dat boek wilde zijn, en nergens anders.
  4. De prozagedichten van C.A.Smith. Ik weet niet of ze goed zijn (eigenlijk weet ik het wel, slechts een enkele is echt goed) maar ik vind ze prachtig. Bij het lezen van zijn prozagedichten realiseerde ik me voor het eerst dat het bij schrijven soms alleen om de taal of om het beeld kan gaan. Dat dat soms genoeg is. Ander werk van Smith had ook bijna deze top tien gehaald. Een deel van zijn Zothique verhalen is opgenomen in de Bruna Fantasy en Horror-reeks (FeH). Die hele reeks had in deze top tien kunnen staan, want met die boeken werd mijn voorliefde voor ‘het fantastische’ in de literatuur aangewakkerd. Samensteller van die serie was de te weinig geprezen en gememoreerde redacteur Aart C. Prins.
  5. De silmarillion (J.R.R.Tolkien). Eigenlijk moet ik zeggen: Tolkiens hele oeuvre. Ik las In de Ban van de ring. Daarna De Silmarillion. Daarna De hobbit. De Nagelaten Vertellingen. De brieven. De biografie. De lexicon. En natuurlijk die hele reeks nagelaten manuscripten, verzorgd door Christopher Tolkien. Eigenlijk gewoon alles, dus. Van Tolkien leerde ik waar je werk toe kan leiden als je je passie en fascinatie volgt. Het geheel wordt dan meer dan de som der delen. Uiteindelijk is het de wereld die spreekt, niet één afzonderlijk werk.
  6. Ghormengast (Mervyn Peake). Op deze plek had ook De worm Ouroubouros kunnen staan, of het werk van Dunsany. Ik houd van oude fantasy (zeg maar: ‘van voor Tolkien’). Vaak is die origineler, oorspronkelijker. Schrijvers zijn minder beïnvloed door, of hoeven zich minder af te zetten tegen, de eindeloze stroom draken-ring-queeste-pulp. Ghormengast springt er ook nog eens bovenuit omdat de plaats van handeling zo mooi klein is (binnen één kasteel): er wordt ingezoomd op de personages en hun verhoudingen. Nergens is magie (of één van de andere pompeuze stijlkenmerken van fantasy) aanwezig en toch wordt je ‘sense of wonder’ geprikkeld. Ik las het werk voor het eerst in de uitmuntende vertaling van Frits van de Waa. Daarna wist ik het zeker: je kunt boeken echt beter in een goede vertaling lezen dan in hun oorspronkelijke taal. Nederlanders die zeggen altijd liever in het Engels te lezen, hebben hun eigen taalgevoel verziekt en verkwanseld.
  7. Kaas (Elsschot). De Nederlandstalige boeken op deze lijst gaan me vooral om de taal. Ik lees aardig wat Nederlandse literatuur, maar vaak kan het me inhoudelijk niet zo boeien. Veel navelstaarderij, weinig echte verhalen. Tot de taal me raakt, dan raak ik geboeid, ook door het verhaal. Elsschot deed dat als eerste. Velen volgden, waaronder Kellendonk en Mortier. En Reve. En dus:
  8. Het boek van violet en dood (Gerard Reve). Ik houd vooral van zijn late werk. Bezorgde ouders is prachtig. Het hijgend hert is misschien wel het allermooiste. Het gaat allemaal nergens over, maar juist daarom.
  9. Het werk van Brusselmans. Als ik een titel moet noemen: De Droogte. Veel mensen kunnen zijn werk niet los zien van zijn verschijning op T.V. Ik heb daar geen last van. Ik zie nooit praatprogramma’s. Andere lezers blijven hangen in het hilarische en schavuitachtige. Hoewel dat onmiskenbaar een deel van zijn werk is, lees ik er veel meer in. Er zit een grote verscheidenheid aan lagen, thema’s en emoties in zijn werk. Hij schetst met humor de troosteloze tragiek van alledag. Voor mij is hij de meester van de tragikomedie. Hij doet in zijn boeken wat de Coen Brothers op het witte doek doen. Ik vind dat prachtig.
  10. Het verjaardagsfeest (Pinter). Door dat stuk heb ik theaterteksten leren lezen. En ik hield er nooit meer mee op.

En dan heb ik er tien. Tien is natuurlijk te weinig. Ik bedenk me dat ik te weinig poëzie heb opgenomen (bijvoorbeeld Gorter en Nijhof en Lloyd Haft). Misschien nomineert iemand me ooit voor het opstellen van een lijstje van tien dichters…

Enfin, tot slot: mensen van wie ik benieuwd ben hoe hun lijst er uit ziet:

M.F. Lambers

N.A. Assinck

J. van de Korput

Welke boeken zijn jullie het meest bijgebleven? Voel je niet verplicht.

Een welkome gast uit het verleden

Bespreking van ‘Verschrikking uit het verleden’ van Julien Raasveld.

De Stichting Fantastische Vertellingen bestaat sinds 1979, maar maakt de laatste jaren een opleving door. Met de opmars van het print-on-demand drukken kunnen uitgaven voor een breed publiek beschikbaar worden gemaakt die voorheen wellicht in de archiefladen tot stof zouden vergaan. Het fonds bestaat uit een mengeling van jong en miskend talent. Julien C. Raasveld (1944-2013) behoort tot die laatste categorie. Verschrikking uit het verleden is een niet eerder verschenen, nagelaten vertelling, die nu aan de vergetelheid is ontrukt. Gelukkig maar.

Raasveld schreef tijdens zijn leven tientallen korte verhalen, die ondermeer verschenen in het mannentijdschrift Maxi Hoho en de Ganymedes-bundels. Daarnaast deed hij vertaalwerk en schreef hij onder meerdere pseudoniemen pulpromans. Die leerschool zie je terug in deze novelle.

Verschrikking uit het verleden wordt gepresenteerd als kasteelroman. Voor de goede orde: daarvoor hoeft er geen kasteel in voor te komen. Het verhaal speelt in de Belgische Ardennen en is een pulproman waarin gretig gebruik wordt gemaakt van de basiselementen van griezel-romantiek: onschuldige jonge vrouwen en ondode monsters. Het verhaal begint lang geleden, met een druïde die zich wat al te graag aan jonge meisjes vergrijpt. Voor straf wordt hij levend begraven. Een paar millennia later komt hij tot leven als een jonge vrouw haar maagdelijkheid op zijn graf verliest. Dat is het begin van een serie gruwelijkheden die uiteindelijk uitmonden in een moeizame klopjacht op het monster. Het verhaal is eenvoudig maar effectief. In zijn lichtheid is het perfect. De zinnen vloeien. De scènes spatten van het papier. Bloed en brute mishandeling zijn plastisch maar binnen smaakvolle grenzen beschreven. En Julien Raasveld laat met een buitengewoon vaardige pen zien hoe je een verhaal met wisselend perspectief kunt vertellen. Je kijkt steeds door de ogen van één van de personages mee en daarmee wordt het verhaal aanstekelijk en zorgvuldig opgebouwd. De bundel is verrijkt met een biografische schets, geschreven door Eddy C. Bertin, en met een beknopte bibliografie.

Het is lekker griezelen zonder al te veel diepgang. Het lijkt bijna bedoeld als genrepastiche, maar uiteindelijk blijkt het precies wat het pretendeert te zijn: een echte kasteelroman. In die hoedanigheid overtuigt het zondermeer en zijn alle elementen in evenwicht. Met een prijs die onder de tien euro blijft, is het een boekje dat de liefhebber van een avond zorgeloos griezelen niet mag laten liggen.

Verschrikking uit het verleden is verkrijgbaar via de webwinkel van de Stichting Fantastische Vertellingen.

Deze bespreking verscheen op hebban.nl

Follow my blog with Bloglovin

De schoonheid van het experiment

Bespreking van ’34 zeer korte verhalen en een vogelkat’, van Evelio Rosero

Het korte verhaal wordt in Nederland herontdekt. Ook zeer korte verhalen zijn weer in, mede dankzij de ZKV’s van A.L. Snijders. Het verschijnen van dit werk van Rosero past in die hernieuwde aandacht van de Nederlandse markt. De meeste verhalen uit de bundel 34 zeer korte verhalen en een vogelkat werden geschreven aan het begin van Rosero´s schrijverschap. Hoewel ze onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan hebben ze meer gemeenschappelijke deler dan alleen hun lengte en hun auteur. Ze zijn geschreven in vaak lange en heldere, aaneengeschakelde zinnen. Expressief, direct en poëtisch. Het zijn allemaal gedachte-experimenten van een schrijver in ontwikkeling. Als je dat weet, voelen ze als een opmaat voor grootsheid.

Die grootsheid schuilt nog niet in ieder verhaal afzonderlijk. Het verhaal De andere dood vertelt bijvoorbeeld over een schrijver die wordt neergeschoten door één van zijn personages. Het is een aardig idee, maar de uitwerking is niet bijzonder en op zichzelf is het eigenlijk niks. Ingebed tussen twee andere verhalen, Angst en De andere dood, vergaart het glans. Als lezer ga je verbanden zoeken en associëren. Dan worden de literaire smaakpapillen geprikkeld.

Bij veel verhalen helpt de taal daarbij. De lange tegendraadse zinnen schetsen, samen met de titel, meestal direct een sterk beeld. Het verhaal In de regen opent met de zin: ‘Wij vroegen hem wat hij daar uit voerde, zo in de regen, zwevend boven de straat, en hij antwoordde van niets, dat een sprongetje maken, om niet in een plas te trappen, het enige was wat hij had gedaan en dat hij vervolgens het vreemde lot ondervonden had niet meer omlaag te komen.’ Het verhaal Verklaring van drie oude vrouwen opent met: ‘Daar zagen we hem, zittend, een tijd lang staarde hij naar zijn voeten.’ Na dergelijke openingen word je langzaam meegevoerd in een surreëel universum.

De bundel is door Uitgeverij Karaat prachtig verzorgd. Het is verplichte kost voor iedere liefhebber van zeer korte verhalen en een gezonde portie vervreemding.

Deze bespreking verscheen ook op Hebban Fantasy

Ieder toneelstuk is een sociaal experiment onder gecontroleerde omstandigheden

2014-10-20 19.15.27

Bij het eerste toneelstuk dat ik schreef, deed ik maar wat. Ik had een paar aardige personages, wat levens-dilemma’s, een thema en zodra ik de personages bij elkaar in één ruimte zette, kwamen de woorden vanzelf. Het heette De dageraad en ging over een homo die er tegen op zag om 30 te worden. Het was warempel een heel aardig stuk, ook nu nog als ik het terug lees.

Bij ieder stuk dat ik daarna schreef had ik altijd een geheime opdracht aan mijzelf (naast de eventuele opdracht van de theatergroep waar ik het voor schreef). De Rhavian-spier draaide om status en reactie in dialogen. Zij is buiten was mijn eerste bewerking van een Griekse tragedie. Nomaden ging over het opwekken van mysterie. The temple was een experiment in parallelle verhaallijnen.

Sommige experimenten waren vrij onzichtbaar voor het publiek. Ze draaiden om een manier van schrijven. Bij andere teksten, zoals bij Nomaden, was het hele stuk er van doortrokken. Het bepaalde de toon, de sfeer, het einde. Bij dat soort stukken is het extra spannend hoe het publiek gaat reageren. Kun je mensen op de juiste momenten horen lachen of hun adem in houden. Met wat voor gevoel gaan ze de zaal uit?

Deze week is de try out van mijn jongste pennenvrucht voor het theater; De zoete geur van wrange liefde. Het schrijven van het stuk begon met twee ideeën. Ik wilde proberen zoveel mogelijk spelers, zolang mogelijk op het podium te houden. De gespeelde tijd werd daarbij 1 op 1 de vertelde tijd. Een stuk in real time. Dat is wel eens vaker gedaan, denk ik, maar niet vaak met twaalf man op het podium. Ik denk dat het goed gelukt is om te bewaken dat het helder blijft, dat de dynamiek te volgen is. Maar het is wel spannend.

Het andere idee was om eens een paar personages te gebruiken die niet iedereen waar kan nemen. Een van de personages is overleden, een ander is imaginair. Bij televisieseries is dat tegenwoordig niet ongebruikelijk. Wie Dexter of Six feet under gezien heeft, weet waar ik het over heb. Ik was benieuwd of dat op het toneel ook goed zou kunnen werken.

Een bijeffect van die veelheid aan personages is dat er veel gebeurt op het podium. Lekker veel stil spel. Blikken over en weer. Driehoekjes, verbondjes… Ik hoop dat het publiek er van zal genieten, en dat kijkers het allemaal kunnen overzien. Een rijk stuk, dat uitnodigt om het nog eens te komen zien.

Als dat gevoel ontstaat, is mijn experiment geslaagd.

 

 

Kijk op www.theatergroepaugustus.nl voor speeldata.

Een helletocht met hindernissen

Bespreking van ‘De negen cirkels’ van Terrence Lauerhohn.

Het verschijnen van ‘De negen cirkels’ deed wat stof op waaien. De openbare bibliotheek in de woonplaats van schrijver Terrence Lauerhohn zei de boekpresentatie af om te voorkomen dat christelijke bibliotheekbezoekers geconfronteerd zouden worden met een boek dat zich afspeelt in de hel. Wat volgde was een week vol interviews in de lokale en landelijke media. Alle publiciteit is meegenomen, maar als auteur wil je natuurlijk dat het over je boek gaat, niet om eventuele ophef er omheen. En het ging meer over de het feit dat een openbare bibliotheek, gefinancierd met gemeenschapsgeld, een boek op levensbeschouwelijke gronden in de ban deed. Alleen al uit protest daar tegen zou je ‘De negen cirkels’ moeten kopen,maar heb je dan vervolgens ook een goed boek in handen?

Er schort wel het een en ander aan het boek, al is het uiteindelijk heel vermakelijk. Jack komt in de hel terecht. Hij ontwaakt daar zonder herinnering aan zijn leven en aardse zonden. De demon Xahubub wacht Jack op en zal hem escorteren naar de negende cirkel, waar Jack als zondaar van de zwaarste categorie thuishoort. Het is een mooi begin voor een verhaal met een roadmovie-achtige opzet.

Wat Jack gedaan heeft dat hij in de hel terecht is gekomen, blijft lang onduidelijk. De eerste helft van het boek moet het hebben van een reeks wonderbaarlijke ontmoetingen en vergezichten. De hel is een vreemd oord en haar bewoners worden op de meest creatieve wijzen gestraft. Na een paar cirkels weet je het wel en neemt het weglegrisico voor dit boek behoorlijk toe.

Xahubub heeft zijn eigen sores. Hij heeft ruzie met zijn vrouw Ishtra en hun rivaliteit blijkt uiteindelijk om de macht over de hel te gaan. Ook deze plotlijn ontvouwt zich wat traag. De eerste hoofdstukken zijn wel fantasievol en vlot geschreven, maar wat mist is een gevoel van urgentie. Het kabbelt teveel. Jack wil eigenlijk ontsnappen, maar wanneer hij er even alleen voor staat, gaat hij toch eerst op zoek naar zijn gids en reisgezel.

Als Jack zich langzaamaan details begint te herinneren van zijn leven op aarde, wordt het verhaal interessanter. Wat is er precies gebeurd? Is hij wel terecht veroordeeld tot een verblijf in de hel? Als de band tussen Jack en zijn demon sterker wordt, wordt hun helletocht meer dan een aanleidingsloos zondagsritje naar de negende cirkel. Jack wordt een cruciale factor in de strijd tussen Xahubub en Ishtra.

Met de beschrijvingen van de vijfde cirkel in hoofdstuk zeven komt Lauerhohn echt op dreef. Jack ontmoet de duivelse kolonel Ismraham. De scènes zijn beklemmend en beschrijven de waanzin van oorlog. Ze geven door hun toon een wezenlijke diepgang aan het verder vrij kolderieke boek. Even waan je je in Heart of darkness. En als ondertussen de ruzie tussen Xahubub en zijn vrouw verhevigt, wordt het verhaal warempel toch nog spannend.

Lauerhohn liet zich inspireren door Dante en de gravures van Gustave Doré. Van die inspiratie is buiten het helthema eigenlijk niet zoveel terug te vinden. Je zou verwachten dat, parallel aan de hel van Dante, Jack bekenden uit zijn eigen tijd zou aantreffen, die met naam en toenaam genoemd worden. Daarmee zou het een boek geworden zijn met maatschappelijke relevantie en wellicht met een terechte polemiek in de pers. Niets van dat alles. Wie op basis van de achterflap een politieke aanklacht verwacht, komt bedrogen uit. De veroordeelden zijn doorgaans platte personages, die alleen met hun beroep worden aangeduid. Een advocaat, een clown, een paus. De negen cirkels kan beter vergeleken worden met Alice in wonderland of The hitchhikers guide to the galaxy. Lauerhohn schrijft lang niet zo virtuoos als Adams, maar doet in verbeeldingskracht en originaliteit niet voor hem onder.

Hij schrijft vlot, speels en creatief en daarbij vliegt hij af en toe behoorlijk uit de bocht. Vlot en speels wordt dan onduidelijk of lelijk. Van sommige scènes krijg je ook na een paar keer herlezen geen echt duidelijk beeld. Het maakt voor de voortgang van het verhaal niet zoveel uit, maar het gevoel bekruipt je dat een extra redactionele ronde geen kwaad had gekund. Iedere vorm van ironie wordt steevast als cynisme aangeduid. Voorzetsels worden regelmatig verkeerd toegepast. Als er een vrouw in beeld komt, regent het ineens verkleinwoorden. In de laatste pagina’s sluipen er dan ook nog een paar echte taalfouten in, alsof de correctie onder tijdsdruk is afgerond.

Wie over dit soort muizenissen heen kan lezen, heeft ook veel om van te genieten. Het gevarieerde idioom en de eigenheid waarmee sommige personages spreken is soms heel mooi. Alle uitgezette verhaallijnen worden nauwgezet en verrassend afgerond. Alleen Jacks persoonlijke verhaal blijft wat schetsmatig. Hoewel hem een rijk scala aan gevoelens wordt toegedicht, worden zijn motieven niet echt invoelbaar. De vaart van het verhaal, de onverwachte plotwendingen en alle helse rariteiten hebben de overhand. Wie daar voor valt heeft aan ‘De negen cirkels’ uiteindelijk een heel vermakelijk boek.

Deze recensie werd geschreven voor hebban.nl .

Ganymedes 14 – staalkaart van de fantastiek in de Lage Landen

jaarboek-ganymedes-14

Ganymedes is een sinds vorig jaar herrezen reeks jaarboeken die een staalkaart vormen voor de fantastische genres in de lage landen. Vorig jaar besprak ik alle verhalen in de bundel. Dit jaar bespreek ik de bundel, min één verhaal, dat van mijzelf. Ik laat het oordeel daarover graag aan anderen over.

Eerst over de bundel als geheel. Op de omslag prijkt wederom een schilderij van de onvolprezen Vincent van der Linden. Het geeft het boekje een aantrekkelijke, welhaast chique uitstraling. Als lezer word je over de rode loper de fantastiek binnen gevoerd. Een andere sympathieke karakteristiek is het formaat. Klein en handzaam, als een zakbijbel. Van precies dezelfde hoogte als vroegere uitgaven van Bruna. De delen prijken in mijn kast naast de FeH serie.

De verzameling verhalen vormt een bont, maar prachtig geschikt boeket. Zowel de aard als de lengte van de verhalen was afwisselend. Geen moment ontbrak bij mij de zin om nog een verhaal te lezen, wat me bij verhalenbundels nogal eens overkomt. Dat is een heel goed teken; in mijn beleving zit er dit jaar geen enkele zwakke broeder tussen. Ik sluit me dan ook volmondig aan bij de woorden op de omslag; ‘de traditie van het jaarboek is in ere hersteld’.

Wie zichzelf wil trakteren op een portie vervreemding en fantasie, schaffe dit jaarboek aan.

 

Hieronder een beknopte bespreking van de verhalen;

Paarse waas – In dit verhaal laat Jan J.B.Kuipers zien hoe al wat goed is aan een verhaal in harmonie kan samenvallen. Eigen stijl, mooi idioom. Het doorlopend verwijzen naar de kleur paars. Ik houd daarbij erg van verhalen met een kleine setting; in de woonkamer of de keuken. Dit verhaal is af. (En ik krijg graag eens het telefoonnummer van de esoterische hulplijn).

Van Leo Mesman zijn drie gedichten in de bundel opgenomen. Ik ben daar erg blij mee; het is een aangename afwisseling van de verhalen. Van mij mag er nog wel wat meer fantastische poëzie geschreven worden.

Geloof, hoop en vaderlandsliefde, Nienke Pool – de nogal potsierlijke titel zette het verhaal voor mij even op achterstand. Door de met zeer veel gevoel voor historie beschreven setting en de mooie personages werd ik vervolgens echter verleid. Het is boeiend en origineel. De scènes waren soms wat kort, de wisselingen en de witregels vielen niet altijd helemaal lekker. Het verhaal is vrij filmisch, met oog voor fysieke details en handelingen beschreven. Daardoor hield ik het gevoel dat het verhaal eigenlijk wat te kort was, met meer woorden komt die vertelstijl nog wat beter tot z’n recht. Ik vermoed dat dit materiaal is voor een novelle of een roman. En dat zou ik helemaal niet erg vinden.

Het oostblok, Kilian McNeil. Ik houd van dystopische verhalen. Met een homo-element pak je me ook al snel in. Ik heb het verhaal met veel plezier gelezen. Ik heb me wel afgevraagd: is dit nog ‘fantastisch’. Heel veel in het verhaal is ‘gewoon’ realistisch, waaronder de behandeling van de homo-liefde, en de surpressie daarvan. Dat is eigenlijk jammer, want de wereld is heel mooi beklemmend, maar door de homo thematiek word je afgeleid van wat er eigen en bijzonder aan de wereld is. Het einde was me iets teveel een deus ex machina.

Koud vuur, Saskia van Oostenrijk – En dan zit je ineens in een aflevering van ‘hero’s’ of the ‘4400’. Nee, daarmee doe ik het verhaal tekort. Het is eigenlijk een coming of age verhaal; een verhaal van ontdekking en ontluikende liefde. Ik vind dat altijd heel plezierig, als er onder alle fantastische toeters en bellen gewoon een mooi verhaal over menselijke relaties schuilgaat. Ik twijfelde nog even aan het verteltempo (eerst wat traag, daarna wat snel), maar moest uiteindelijk concluderen: alles aan dit verhaal is goed.

De laatste triatlon van Brussel, Frank Roger – Zo’n verhaal laat mooi zien dat een schrijver die veel ervaring heeft ook met een verhaal dat in z’n opzet onevenwichtig is, de lezer helemaal kan overtuigen. De eerste helft beschrijft vol vaart de bewuste triatlon. Stilistisch knap; ritmisch sterk. In de tweede helft vertraagt de handeling en wordt de toon welhaast beschouwend. Het verhaal kan dat goed hebben; het is alsof je ook als lezer nog even nahijgt en tot bedaren komt. Goed geschreven. Mooie wereld. Sterk concept.

De doos van Hallicarnassus, Mike Jansen& Michael Blommaert – In het verhaal wordt een alternatieve 19de eeuw beschreven, waarin elementen uit de Griekse Oudheid tot de realiteit van alledag behoren. Misschien is het steampunk, maar dan wel met een twist. Het gegeven is ijzersterk. Een boeiende wereld, waar ik best meer in zou willen lezen. De eigenheid die de wereld heeft, mis ik op stilistisch vlak en ook redactioneel waren er wat haakjes die me afleidden. De plot en de handeling lezen als het verslag van een spannend rpg-avontuur. Geweldig verhaal en sfeer, maar ik mis finesse in het proza. Misschien ben ik te kritisch en moet ik er niet meer van verwachten dan gewoon een spannend verhaal. Maar dan zijn er een paar mooie aanzetten naar persoonlijk drama en de achtergrond van de hoofdpersoon. Die beloven me iets dat niet wordt ingelost. Het einde is nu James-Bond-achtig, veel spektakel, weinig inhoud. Ik had liever de spanningsboog op personageniveau beter afgerond gezien.

Tesla’s droom, Robbert Jan Swiers – Tesla is een mooi figuur om iets mee te doen; ik kom hem de laatste tijd vaker tegen. Concept van het verhaal is goed. Heb genoten van de schrijfstijl.

De grote dag – Paul van Leeuwenkamp. Wat moet ik hier over zeggen? Je herkent in het beschrevene natuurlijk direct de Paul Harland Dag. Maar is het een soort sleutelroman, een persiflage of een hommage? Ik kom er niet goed uit en dat vind ik heel fijn. Aptum, chapeau!

Melancholie, Guido Eekhout – De titel dekt de lading perfect: een mooi melancholisch verhaal, over afscheid en afsluiten. Geschreven op een lichte toon, die veel ruimte laat om als lezer te fantaseren en associëren. Het verhaal is afgerond, maar voelt gelijktijdig als een fragment, een doorkijkje naar een groter verhaal en een langere geschiedenis, waar ik bij voorbaat al met weemoed aan terugdenk.

De thuisreiziger – De herkenbaarheid van zijn eigen universum en het daaraan verbonden idioom vind ik een van de unieke kwaliteiten van Remco Meisner (naast zijn niet aflatende inzet voor de fantastiek en het Ganymedes jaarboek in het bijzonder, natuurlijk). Ik begon aan de thuisreiziger en direct voelde ik mij op mijn (relatieve) gemak in die wereld. Mijn leeservaring van vorig jaar stond me meteen weer scherp voor ogen en alsof er geen jaar verstreken was, liet ik me meevoeren. De verteltrant was deze keer rustiger, coherent, waardoor ik meer kon genieten van de stijl en dichter bij de hoofdpersoon kwam.

Heldendood, Hester Stasse – Een moderne versie van Nederland, waar middeleeuwse verhoudingen (schildknapen incluis) bewaard zijn gebleven. Een plezierige mix van ingrediënten en een aardig, verrassend einde. Mij bekroop wel het gevoel dat het aan kracht zou winnen als het iets korter was, of als de wereld en de personages meer werden uitgewerkt.

De ijzerman van Bochem, Reinold Widemann – Heel mooi gekozen namen en juist gedoseerde Duitse zinnetjes brengen dit verhaal direct op smaak. Het perspectief dat constant dicht bij de hoofdpersoon blijft, maakt je nieuwsgierig, voert je mee met een mysterieuze expeditie. Of er nu eigenlijk een clue of een ontknoping was is me ontgaan, of al te snel ontschoten, maar wat me lang bijbleef was de toon, de smaak van het verhaal.

Toen mama in zijn neusje kneep, Jos Lexmond – Het is een goed verhaal, of in ieder geval met goede ingrediënten, maar het hinkt op teveel gedachten. Een cowboy zoekt zijn heil op een nieuwe planeet. Beschrijvingen van zijn nieuwe situatie worden afgewisseld met zijn herinneringen aan aarde en de reden waarom hij daar vertrok. Beide zijn sprekend, maar ik mis soms een vloeiende verbinding tussen die twee. Het wil maar niet één verhaal worden. Aan het einde krijgt een soort van verrassende plotontknoping de overhand, die voor mij niets toevoegt, eerder een anticlimax vormt.

De strijd van drakenvrouwe Tanree, Fred Rabouw – Ik vond het erg leuk dat er naast alle fantastische curiosa ook een ‘echt’ fantasy verhaal op een epische leest de bundel heeft gehaald. Ik houd daar erg van. U weet wel, met draken en zo. Zeker het gevecht aan het begin is knap beschreven. Ik voelde me even weer 12 met een Biggles-boek op schoot. Fred Rabouw weet gelukkig verdieping te geven aan de vaak gebruikte stijlkenmerken. De strijd die vrouwe Tanree voert is uiteindelijk niet de fysieke strijd met de draak, maar de strijd om haar positie en de strijd met haar innerlijke dilemma’s. Een mooi, degelijk verhaal.

De geur van engelse drop, Ef Leonard – Goed geschreven verhaal dat je onder de huid kruipt. Het enige wat er mis mee is, is wellicht de plek in de bundel. Ik had het zelf gebruikt als hekkensluiter, ook omdat het thematisch een paar parallellen heeft met het openingsverhaal. Ben ik een kniezoor als ik dat zeg? Ja, een beetje…sorry.

Het temperen van de vlerk – Aanstekelijk verhaal in een steampunk setting. Zowel het taalgebruik als de situaties zijn op het karikaturale af. Dat leest heel lekker weg. Er waren wat zaken die me afleidden. Een handvol anglicismen. En het verhaal wordt onderverdeeld in hoofdstukjes en onderbroken door krantenkoppen en –artikeltjes. Dat haalde me wel een beetje uit mijn ‘leesflow’. Volgens mij kan je die informatie beter in vloeiend lopend proza verwerken.

 

Tot slot een paar overwegingen;

  • – Veel meer mannen dan vrouwen in de bundel. Dat is volgens mij geen goede afspiegeling van het schrijfveld en de kwaliteit die daar in aanwezig is. Zenden vrouwen minder in, of richten ze zich op andere media dan de Ganymedes bundel? Lijkt me iets om te bewaken.
  • – De bundel is lekker veelzijdig. Mij valt op dat veel verhalen niet onder één noemer te vangen zijn. Veel mengvormen, met een heel eigen toon en wereld. Op zichzelf ben ik daar blij mee; die eigenheid is de kracht van veel schrijvers. De valkuil kan zijn dat er daardoor minder focus in de verhalen optreed. Je valt als lezer van de ene verbazing in de andere, maar waar gaat het nou eigenlijk over? Het opwekken van griezel-angst is er niet meer bij. Echte focus op sci-fi als ideeëngenre is er maar sporadisch. Zelfs de veelgenoemde sense of wonder ontbreekt bij sommige verhalen. Het worden bijna ‘gewone’ dramatische of avontuurlijke verhalen, met een fantastiek sausje. Dat is het moment waarop ik hoop dat mijn collega schrijvers heel bewust weten wat ze doen, wat ze willen bereiken met een verhaal. Ik houd er van als onder het sausje een gedegen of zelf literaire vertelling schuilgaat. Maar de saus moet wel iets wezenlijks blijven toevoegen. Ik ben benieuwd hoe die balans bij volgende bundels uitvalt.

 

Tot zover mijn gedachten. Op naar Ganymedes 2015.

Vier gedachten en géén gedicht bij de Vierdaagse

Voor het LiteratUUR in het Besiendershuis, afgelopen dinsdag 15 juli 2014, schreef ik een paar teksten. Het werden vier gedachten en geen gedicht.

2014-07-12 16.44.20

Vier gedachten bij de vierdaagse

1

Als ik een mooi servies zie, dan kijk ik altijd even op de onderkant. In een winkel is dat niet vreemd. In de horeca, of bij mensen thuis wordt daar vaak vreemd naar gekeken. Ik gebruik uiteraard bij voorkeur het schoteltje van mijn theekop. Of ik til voorzichtig een gebaksbordje op, zonder daarbij de kruimels over de tafel te verspreiden.

Wat ik aan de onderkant zie zegt mij vaak niet veel, maar vertelt mij alles. Wedgwood of Rosenthal. Ikea of enkel made in China. Een merk, een plaatsnaam. Het zegt iets over waar zo’n schoteltje is geweest en soms ook over met hoeveel aandacht het is uitgezocht.

Veel voorwerpen hebben een onderkant die iets vertelt over de reis die het gemaakt heeft, over de betekenis die het heeft. Als schrijver ben ik altijd op zoek naar dat soort betekenissen, naar de ‘verhalen erachter’. Heeft de vierdaagse ook een onderkant?

2

Wandelen is namelijk een vorm van reizen, en iedere reis is niet alleen een fysieke verplaatsing, maar bovenal een mentale reis. Je begint een reis met verwachting: laverend tussen hoop en vrees. Onderweg tref je obstakels en tegenslag, hulp en aanmoediging, wanhoop en troost. En als het goed is, vind je ook een ritme. Die gang van het lopen, de cadans, waarop ook je gedachten meegaan. En terwijl je ogen turen naar de horizon dwalen je gedachten af naar waar je vandaan komt, en waar je naar toe gaat. Naar de drijfveren en inspanningen die je hier brachten en wat je na het bereiken van je wandeldoel wilt bereiken. Niet in fysieke, ruimtelijke zin, maar met het leven.

Die bezinning geeft betekenis aan het wandelen, die gedachten geven een antwoord op de vraag: waartoe wandelen wij?

3

Iedere reis is in zijn oervorm een odyssee. In zijn diepe onderbewuste wordt de reiziger onderweg altijd geconfronteerd met de vragen: ‘Zal ik ooit weer thuis komen?’ en ‘Hoe zal ik mijn huis aantreffen?’ Nu weet ik ook wel dat de vierdaagse een vrij afgebakend en gereguleerd evenement is. Dat thuiskomen, dat zal wel lukken. Misschien zijn andere odyssee elementen herkenbaarder. Vragen als: Wat krijg ik te verduren? Waarom doe ik dit eigenlijk? Andere elementen zijn wellicht herkenbaarder. Welke vierdaagseloper kent niet de sirenen in de vorm van de verlokkingen van een iets te lange pauze, welke vierdaagseloper heeft op de derde dag de hitte en de blaren niet ervaren als een moeizaam laveren tussen Scylla en Garyptus door.

4

Is het toeval dat twee van de boeken die ik schreef beginnen op de dagen direct ná de vierdaagse. Ik denk het niet. Tijdens het wandelen en tijdens het feesten, staat de ervaring centraal. Je gaat op in de massa, je dompelt je onder in de feestvreugde. Daar doe je inspiratie op. Je maakt er vrienden voor het leven of voor een nacht. Je gaat je te buiten. Je viert het leven. Alles kan en alles mag. Er wordt gezongen, gedanst, gegeten en gevreeën.

Maar in het gedruis is geen ruimte voor iets anders dan die ervaring. Pas als de roes is uitgeslapen, als de kraampjes zijn afgebroken en alle routebordjes zijn opgehaald, ontstaat er weer lucht, ontstaat er ruimte voor creativiteit. En dan breekt misschien wel de mooiste dag van de vierdaagse aan: de maandag erna. Iedereen is op vakantie. De stad is leger dan ooit. De straten zijn schoon en opgeruimd, ze dampen nog na, lijken langzaam op adem te komen.

Totale rust. En ik kan weer schrijven.

 

2014-07-16 14.37.58

 

Geen gedicht

 

Ik wilde de vierdaagse vangen

het wandelen grijpen in een vers

De ziel beschrijven van de feesten

zonder de woorden bier en blaren

te gebruiken, dat ik kon schrijven

van de mensen, al de dagen en het ritme

van de tocht, zonder herrie of gedruis

dat wat zou blijven, de ervaring

van die tocht naar alle windstreken

en het bewegen door de straten

als het stromen van de Waal

ik kreeg blaren op mijn vingers

door het schrappen en het strepen

vond geen woorden voor de mars,

noch voor het zingen langs de lanen

of het verkoeveren in de luwte van de brug

de zon looide mijn lege hoofd

bier verkoelde mijn ingewanden

de feesten masseerden mijn gemoed

na vier dagen legde ik mijn pen neer

en kocht voor mijzelf een gladiool

 

 

 

Wat zou zij aan het lezen zijn?

20140622_103302

Ik vroeg me dat twee keer af tijdens onze recente vakantie in Andalusië. De ene keer bij het bovenstaande schilderij. Het hang in het paleis van Carlos V, in het Alhambra. Dat is een van de mooiste kleine collecties van schone kunsten die ooit heb gezien. Niet alleen de stukken zelf waren prachtig, maar de samenstelling was ook perfect. Mooie verwijzingen en parallellen. Slaat u het vooral niet over als u ooit in de buurt bent. De andere dat ik mij afvroeg wat zij toch aan het lezen was, was bij een beeldje, waarvan de foto onderaan dit blog staat. Een blog, ach ja, ik hield ooit een blog bij. Die naam mag het eigenlijk niet meer hebben. Ik heb het dan ook omgedoopt in ‘berichten’ en de lijst van de openingspagina gehaald. Ik gebruik het nu voor onregelmatig verschijnende notities van diverse aard. Losse invallen en gedachten. Nieuwtjes. Vandaag vooral een paar nieuwtjes.

Poëzie

Afgelopen zondag trad ik op met gedichten in Galerie de Nieuwe Gang in Beuningen. Ik stond bij podiumplek 2, naast Liesbeth Ulijn en Marijke Hanegraaf. Was erg leuk. Ik realiseerde me dat de vorige keer dat ik met mijn poëzie in het openbaar optrad in 1996 was, bij het festival ’12 uur poëzie in de Waag’. Meestal geef ik voorrang aan mijn proza en theaterteksten. Toch ontdek ik de laatste tijd weer dat ik in poëzie ook zoveel kwijt kan. Dat het register dat je gebruikt bij het schrijven van gedichten, me ook bij het schrijven van proza en drama weer nieuwe inzichten geeft. Ik zal niet opnieuw achttien jaar wachten voor ik met mijn poëzie naar buiten treed… hieronder een paar kansen daartoe.

Activiteiten van De Gelderlander

  • Tijdens de vierdaagse heeft de Gelderlander een Literair podium in het Besiendershuis. Ik lever daar een bijdrage op zaterdag 12 en dinsdag 15 juli. Beide keren tijdens het literatUUR tussen 17u en 18u.
  • De Gelderlander organiseert tochten over de waal. In juli organiseren ze een Literaire boottocht, waar ik (naast hoofdgasten Thomas Verbogt en Willem Claasen) uit eigen werk voordraag. Staat gepland op 27 juli. Reserveren kan hier.

Theater

Twee toneelstukken van mijn hand verschijnen dit najaar bij uitgeverij De toneelcentrale. Het ene toneelstuk ‘De zoete geur van wrange liefde’ voeren we met Theatergroep Augustus in november ook op. Het andere stuk ‘Niemand heeft me ooit een eigen land beloofd’ gaat over de u wellicht welbekende loodgieter en is (nog) niet opgevoerd. Veel amateur theaterverenigingen kijken naar wat uitgeverijen als De toneelcentrale in het repertoire opnemen, dus wie weet. Met Augustus doen we in augustus (toepasselijk) net als vorig jaar een klein theaterproject. Vorig jaar stonden we in Zwembad Oost met ´Weerklank op Sterk Water´. Dit jaar wordt het iets met een boekenthema en we zoeken uiteraard weer toepasselijke, inspirerende locaties.

Meer leuks

Op 6 september organiseert de Openbare Bieb in Nijmegen een ‘Letterproeverij’ als opening van het literaire seizoen. Daar treed ik ook op, met een kleine proeve uit mijn werk, rond 14.30u

Fantasy

Een kort fantasy verhaal van me is opgenomen in de bundel Ganymedes-14, een uitgave van de Stichting Fantastische Vertellingen. De Ganymedes jaarboeken worden jaarlijks uitgegeven en zijn een staalkaart van de Nederlandse fantasy. Deze verschijnt in september. Verder heb ik op vakantie niet stil gezeten. Drie fantastische verhalen geschreven en ingezonden naar wedstrijden (1 naar de Fantasy Strijd Brugge en 2 naar de Paul Harland Prijs). Uitslagen daarvan zijn respectievelijk in september en januari.

En verder werk ik gestaag verder aan een novelle/roman die hopelijk dit najaar in leesbare staat af is.
Wordt vervolgd, en ondertussen blijft de vraag: wat zou zij aan het lezen zijn?

20140621_111450

Bij de autopsie bekruipt me de twijfel

Afb018

Afgelopen zaterdag was de Paul Harland Prijs en de uitreiking van de gelijknamige prijs. Ik had net als voorgaande jaren twee verhalen ingestuurd. Eén kwam door de voorselectie en eindigde op plaats 28. De ander strandde roemloos op plek 151. Eén van de doelstellingen van de PHP is het verbeteren en stimuleren van de kwaliteit van wat er aan genreverhalen geschreven wordt en alle ingezonden verhalen worden door de jury van commentaar voorzien. Na de uitreiking, als de uitslag bekend is, is het tijd om de balans op te maken. Dit is, voor mij, het moment waar het om gaat: lering trekking. Hoe kan ik mij als schrijver verder ontwikkelen.

Polderfantasy

Het is de vierde keer dat ik mee doe. Ik stuur altijd twee verhalen in. De ene is altijd fantasy. Ik schrijf verhalen in een op Nederland geïnspireerde wereld; een soort polderfantasy. Dat wordt niet veel geschreven. Ik noem als voorbeeld wel eens de strips van Douwe Dabbert of Ondeeds de Loutere, van Peter Schaap. Mijn stijl is echter anders; die laveert van Toonder naar de Decamerone. Daar kreeg ik nogal wat reactie op. Een enkel jurylid vond het prachtig, de meeste konden het niet waarderen. Te hoogdravend, te archaïsch. Ook de humor werd wisselend beoordeeld: de een vond het hilarisch, de ander kon de kolder niet waarderen. Het fantasyverhaal dat ik dit jaar instuurde speelde in diezelfde wereld, maar is serieuzer van toon. In een zorgvuldig opgebouwde serie scènes beschrijf ik hoe een avonturier op zoek is naar zijn beste vriend, die in een bibliotheek verdwenen is. Ik besteedde veel aandacht de terugblikken waarin de ontwikkeling van hun relatie duidelijk wordt en de nodige plotelementen worden gezet. Ik was er tevreden over en ben dat na herlezen nog steeds. Het is van begin tot eind boeiend; met liefde, overtuiging en vakmanschap geschreven.

Het kwam door de voorselectie. Er waren dit jaar veel inzendingen. De jury meldde bij de bespreking van de uitslag dat het veld sterk was en dat verklaard de 28ste plek. Lager dan voorgaande jaren, maar dat zegt meer over het niveau van de inzendingen dit jaar, dan specifiek over mijn verhaal.

Een experiment

Het andere verhaal dat ik inzend is altijd ‘iets anders’ en kwam nog nooit de voorselectie. Het eerste jaar een ‘bad trip’ die weinig genrekenmerken bevatten. Het eindigde als beste verhaal dat niet door de voorselectie kwam.  Had het meer genrekenmerken bevat, was ik zeker hoog geëindigd, verzekerde een van de voorselecteurs me. Het tweede jaar een verhaal over ‘Tante Magna’ dat niet anders kan worden omschreven als ‘weird’. Er kwam nogal wat bloed en afgehakte lichaamsdelen in voor, wat bij één van de voorselecteurs niet in de smaak viel. Ook dit verhaal eindigde als hoogst genoteerde ‘afvaller’. Vorig jaar probeerde ik het met een zeer kort verhaal, dat over fantasie en het lezen van fantasy ging. De voorselectie was erg duidelijk. Een zeer kort verhaal is geen kort verhaal. En de intertekstuele kwinkslag werd ook niet gewaardeerd. Nul punten. Ach, je probeert eens wat uit. Toch een geslaagd experiment.

Dit jaar nam ik me voor om niet al te zeer de grenzen van het speelveld op te zoeken en gewoon een steengoed verhaal te schrijven. Voornaamste wapen was mijn humor, de setting het Nederland van hier en nu… of mijn interpretatie daarvan. Het beschrijft de moeizame weg van een schrijvers die de Paul Harland Prijs wil winnen en daartoe de hulp afdwingt van een mutsloze kabouter. Het eindigde laag en kwam niet door de voorselectie. Jammer, ik had de jury graag even laten lachen.

Leerpunten

Eén van mijn leerpunten is me al enige jaren duidelijk. Ik moet mijn verhalen meer polijsten. Ze na het schrijven even wegleggen. Nog eens herlezen. Minutieus ontdoen van slordigheidfouten. Dat vind ik moeilijk: ik ben een notoire deadlinewerker. Verhalen en boeken die ik publiceer laat ik proeflezen, van redactioneel commentaar voorzien en daarna nog corrigeren. Voor een schrijfwedstrijd doe ik dat niet. Eigenlijk vind ik dat ik die geheel op eigen kracht moet winnen. Het schrijfwedstrijd. Geen redactie of correctiewedstrijd. Daar heb ik volstrekt ongelijk in, weet ik inmiddels. Een enkele typefout wordt je vergeven, daarna maak je een vrije val in de ranking van de jury. De oplossing is uiteindelijk vrij eenvoudig: eerder beginnen met schrijven en mijn gebruikelijk netwerk inzetten.

Een ander leerpunt is lastiger te formuleren. Soms is meer evenwicht nodig. Of een meer toegankelijke hoofdpersoon. Mijn humor wordt niet altijd begrepen. De eigenheid van mijn schrijfstijl wordt niet door iedereen gewaardeerd.  Niet altijd, door iedereen. Nee, maar dat hoeft ook niet. Iedere schrijver ontwikkelt zijn eigen stijl en thematiek. Soms spreekt hij of zij daar een breed publiek mee aan, soms alleen een niche.

De twijfel

Jury en voorselecteurs benadrukten dat het deelnemersveld erg sterk was en dat hun meningen onderling sterk uiteen liepen. Met dat in het achterhoofd weet je: je verhaal moet iederéén voor zich kunnen winnen om echt hoog te kunnen eindigen. De winnende verhalen zijn goed. De lager geëindigde verhalen hoeven niet zonder meer grote gebreken te hebben.

En dan bekruipt mij ineens de twijfel. Als ik mij zou voorstellen dat ik een verhaal had geschreven dat unaniem bejubeld werd. Dat op handen werd gedragen door de voorselecteurs en juichend ontvangen werd door alle juryleden… Ik zou mezelf niet zijn. Een goed verhaal moet schuren, is per definitie onderwerp van debat. En dat verklaart de uitslag van deze PHP, die ik voor mezelf samenvat: ‘Eén verdiende winnaar en heel veel goede verhalen.’

En toen kwam het juryrapport

Ik schreef deze blog tot op dit punt na de Paul Harland Dag, maar voor het lezen van het juryrapport. Organisator Martijn Lindeboom had zich dit jaar een beetje verkeken op hoeveel werk het was om het juryrapport samen te stellen. Geen schande als je bedenkt dat het rapport uiteindelijk 368 pagina’s telt. Nu is het de woensdag erna en lees ik al die leerzame woorden, en met extra aandacht de minutieuze opmerkingen van Floris Kleijne. Die zijn buitengewoon raak. Ik onderdruk de neiging om dit blog helemaal te herschrijven. Zo tevreden ben ik ineens niet meer. Ik zie nu toch wel erg veel ruimte voor verbetering. Leerpunten in overvloed.

Ik ga dat hier niet allemaal uitspellen. Het is in de eerste plaats iets voor in mijn eigen (her)schrijfproces. En ik wil u graag de gelegenheid geven er zelf een oordeel over te vellen.

Wie wil leren van andermans ‘fouten’, kan bij deze de kans aangrijpen. Hieronder kan iedereen de komende twee weken de twee door mij ingezonden verhalen downloaden, met het gegeven jurycommentaar erbij. [teksten niet meer online; wie ze wil lezen, mail me gerust]

De algoritmes van Skalka 30juni2013

De lessen van Hasdrubal 18juni2013

Commentaar PHP 2014 (op mijn verhalen)

In het land van de ongelezen boeken…

WP_001290

Ik las de afgelopen week de fantasy novelle ‘Als de feniks rijst’ van Martine Dunnewind. ´Als de feniks rijst´ gaat over Sabrino, een ruimtevaarder die crasht op een te verkennen planeet. Op dit gegeven na, zijn er geen science fiction elementen. De wereld waar hij in beland is een fantasy wereld. Vreemde wezens, vormen van magie en een heldere queeste vormen de vertrouwde elementen. Het boek voelt professioneel uitgegeven. De omslag is mooi en passend, het ziet er strak uit. Het verhaal leest vaardig geschreven en professioneel geredigeerd. Slechts een paar kleinigheden vallen op, zoals een heft van een zwaard dat handvat wordt genoemd. Dat haalt me niet echt uit het verhaal, daar is het boeiend genoeg voor. De wereld doet me in het begin denken aan ´Avatar´. Die associatie raakt gelukkig snel op de achtergrond. De uitgewerkte taal en cultuur geven het Mukaanse volk, dat Sabrino opvangt, een interessante eigenheid. Langzaam wordt Sabrino van een ontheemde buitenstaander, één van hen. Je voelt het dilemma aankomen of hij nog wel terug wil als hij ooit ´gered´ zal worden. Als de wereld verder verkend wordt blijkt deze wel erg pseudo middeleeuws te zijn. Op zichzelf niet bezwaarlijk, maar ik zoek naarstig naar voldoende eigenheid. Gelukkig draagt tegen die tijd de plot het verhaal. Sabrino wordt geacht de held uit te hangen en de manier waarop hij zijn uitdagingen overwint is doordacht en afwisselend. De rode draad lijkt te zijn dat hij vooral de krachten van de wereld moet ontdekken en daar op moet leren vertrouwen. Een mooie boodschap, die subtiel met het verhaal verweven is. Waar ik persoonlijk erg blij van word is de lengte van het boek. Zelfs als het de proloog is voor een eindeloze reeks dikke boeken, wordt dat gelukkig niet al aangekondigd. De hoeveelheid plot en frisse ideeën is passend voor de lengte van het verhaal. Dat zien we bij fantasy vaak anders. Misschien had het boekje zelfs iets dikker mogen zijn. Het leven van Sabrino vòòr de crash had nog net wat verder mogen worden uitgewerkt om de ontwikkeling die hij doormaakt invoelbaar te maken. Voor de laatste hoofdstukken met de uiteindelijke ontknoping had ook iets meer tijd genomen mogen worden, in de hoop dat de wereld daardoor iets minder generiek had gevoeld. Per saldo een aanrader; hopelijk mogen we meer van Martine Dunnewind lezen de komende jaren.

Tot zover het boek zelf. Het zette me aan het denken. Wie koopt of leest zo’n boek? Ik vond het bij Polare in Nijmegen. Omdat de schrijfster zelf in Nijmegen woont, gok ik er op dat het er in consignatie lag. Maar de rest van fantasy minnend Nederlands blijft waarschijnlijk verstoken van deze veelbelovende auteur. Marine Dunnewind publiceerde haar boek bij Free Musketeers, een bedrijf dat self publishers helpt om boeken in de markt te zetten. Je eigen boek uitgeven levert nog altijd gemengde reacties op. Het gebrek aan status, naamsbekendheid en promotionele slagkracht zorgt ervoor dat de verkoop meestal niet verder komt dan tweedelijns vrienden en kennissen.

Dat zou allemaal niet erg zijn, als er in dat grote veld van gepubliceerd werk niet ook prachtige boeken zaten, onontdekte juweeltjes of ruwe diamanten. Hopelijk is er in toenemende mate een rol weggelegd voor een actieve boekenblogger. Juist voor boeken die elders niet besproken worden.  Oftwel: laat je inspireren en doe ook eens een (gelukkige) greep in het rijke arsenaal aan huisgemaakte boeken. Laten we eens allemaal iets anders lezen, in plaats van allemaal hetzelfde.