Soms lees je een boek dat je liever niet gelezen had.

Leesdagboek: In het hart van het oerwoud – Albert Sánchez Piñol

bol.com | In Het Hart Van Het Oerwoud, Albert Sanchez Pinol | 9789059360358  | Boeken

Ik had vorig jaar zin om weer eens een echt goed en lekker boek te lezen. Goed geschreven, mooie personages, literair en liefst ook nog spannend. Ik had nog veel boeken liggen, maar niets sprak me op dat moment aan. Ik speurde mijn kast af en mijn oog viel op Nachtlicht van Albert Sánchez Piñol. Ik had dat met veel plezier gelezen. Het was gevoelig en betoverend geschreven. Een modern griezelsprookje op een arctisch eiland over eenzaamheid en de strijd van de mens tegen het onkenbare. Ik vroeg me af: zou er van hem niet meer verschenen zijn?

En jawel, ik spoorde een exemplaar op van zijn tweede roman: In het hart van het oerwoud. Een dikke pil, en volgens de achterflap een literair meesterwerk in de vorm van een avonturenroman. Avonturenromans, daar ben ik dol op. Ik stapte als kind over op het lezen van volwassen boeken toen ik ontdekte dat Alexandre Dumas twee vervolgboeken had geschreven op De drie musketiers. Maar van die vervolgboeken bestond geen ‘vereenvoudigde’ kindereditie. Toen moest ik wel. Ik las alle drie de kloeke delen achter elkaar uit. En daarna de rest van het werk van Dumas. En daarna van Louis Stevenson en Walter Scott. En Jules Verne. En tal van andere klassieke vertellingen.

Soms vind ik dat gevoel van avontuur nog wel eens terug in een modern boek. Maar helaas niet zo vaak. Als het spannend en opwindend is, is het verder vaak niet zo interessant. En is het literair, dan is het verder vaak gespeend van spanning en opwinding. Ik trof maar af en toe een boek dat mijn nostalgische dorst naar avontuur wist te combineren met mijn volwassen smaak voor het literaire. De naam van de roos van Eco. De roman Long John Silver van Jörn Larsson.

Ik had goede hoop voor In het hart van het oerwoud van Albert Sánchez Piñol. Want schrijven kan die man. Vloeiende zinnen, prachtige sfeer, interessante personages. Het verhaal boeide: het voerde me allereerst naar het Londen van het begin van de twintigste eeuw en hintte naar reizen naar Kongo, op zoek naar rijkdommen. Daar verwachtte ik een plek waar de mens geconfronteerd zou worden met diepe mysteries maar uiteindelijk vooral zichzelf. Nachtlicht, had veel elementen geleend uit de griezelroman en herinnerde aan H.P.Lovecraft, maar met een meer literaire en menselijke afdronk. In mijn beleving moet je met een titel als In het hart van het oerwoud, schatplichtig zijn aan Conrads Heart of Darkness.

In Londen werd een verslag geschreven over een expeditie naar Kongo en langzaam ontspoorde daar het verhaal voor mij. Lekker vreemde zaken: mysterieuze wezens die uit de aarde naar boven kwamen. Het was allemaal wel intrigerend en spannend, maar een betekenisvolle laag kon ik er nog niet in ontdekken. De historische context was dun. Hoe de blanke avonturiers met de zwarte bevolking omgingen was bruut en moordlustig, wat Penõl op een plompverloren manier vertelde alsof er op dat gebied de afgelopen 80 jaar niets veranderd was in de wereld. Kuifje in Afrika – maar dan nog wat erger. Misschien was het satirisch of ironisch bedoeld. Maar dan miste ik ook historisch besef; verwijzingen naar hoe België in Kongo huisgehouden had. Ik moest er maar op vertrouwen dat de schrijver in de rest van het boek alsnog rekenschap zou geven van de koloniale thema’s die hij aanraakte. Het was hard werken om het boek niet weg te leggen.

Een schrijver krijgt aan het begin van het boek veel krediet van een lezer. In het Engels heb je daar de term ‘the suspension of disbelief’ voor. Maar Piñol had halverwege zijn eindeloze verslag van bloedige en ondergrondse avonturen in Kongo mijn krediet al geheel opgesoupeerd. Waarom ik doorlas weet ik niet precies – ik denk om te zien of hij alle losse eindjes op de een of andere manier nog aan elkaar zou weten te knopen.

Helaas. Hij doet wel een poging. Het komt er uiteindelijk op neer: het was allemaal verzonnen. En tussen de regels door beschuldigt Penõl de lezer van goedgelovigheid. Maar reflectie op de thema’s die hij aanraakt – nee hoor. Enige beschouwing over de beschaafde mens in de wildernis? Iets over orde versus chaos? Een verwijzing naar Conrad? Een snufje Nietzsche? Nee, veel meer dan ‘schrijvers zijn allemaal leugenaars en fantasten’ heeft Piñol niet te melden. Oh gottegottegot. Wat een ongelooflijk slap einde.

Het is, zoals de achterflap belooft, een roman over fantasie en vertrouwen. Maar in de fantasie verliest de schrijver zich veel te lang in een simplistisch koloniaal wereldbeeld. Hij bedt het verhaal niet in in de belevingswereld van zijn moderne lezer. Hij onderschat die lezer en beschaamt diens vertrouwen. Hij lijkt daarbij te vergeten dat met zijn fantasie en het vertrouwen van de lezer hij een boek had kunnen schrijven dat raakt aan het hart van onze tijd, maar hij blijft steken bij vaagjes navelstaren over zijn eigen rol als schrijver. Een mislukt boek.

Het vergalde mijn leesplezier dusdanig dat ik meer dan een jaar geen enkele andere roman las.

Toen ik dat wel weer deed, was het gelukkig wel ‘raak’. Ik las ‘Confessions of the fox’ van Jordy Rosenberg, maar daarover een dezer dagen meer.

Ver weg en toch dichtbij

Op zaterdag 1 augustus om 1 uur ’s middags is de presentatie van ‘Oom Ludo’. Het is, om het optimaal corornabestendig te houden, een online gebeuren. Iedereen is van harte welkom. Wie er bij wil zijn stuurt vooraf een mailtje naar hallo@franknorbertrieter.nl om zich aan te melden. Je krijgt dan 1 augustus ’s ochtends een mail met de uitnodiging voor de bijeenkomst in MS Teams.

Ik ga er eigenlijk vanuit dat veel mensen de afgelopen tijd al met MS Teams of een vergelijkbaar programma gewerkt hebben, maar voor wie dat nog niet heeft gedaan: het gebruik spreekt voor zich. Extra software is niet noodzakelijk, de link opent ook in je internetbrowser.

De presentatie duurt maximaal een uur. Het fysieke boek Oom Ludo is overigens nu al bestelbaar via leviathanboeken.nl en bij bol.com . Het e-book is vanaf 1 augustus verkrijgbaar bij alle reguliere e-book kanalen, zoals Kobo. Zodra er links zijn naar meer e-book verkooppunten, publiceer ik die in een volgende blogtekst.

Boeken die me bijbleven

pascal

Ik heb een hekel aan kettingbrieven. Je kunt er niet met goed fatsoen nee op zeggen, en je wordt dan ook nog eens verplicht om wat je zelf tegen heug en meug hebt geaccepteerd een ander aan te doen. Meestal negeer ik ze straal. De uitnodiging van Pascal van der Maas om eens op papier te zetten welke tien boeken mij het meest zijn bijgebleven kon ik echter niet negeren. Ik moest er een maand of drie over nadenken, maar hier is hij dan alsnog. Niet op facebook, maar op mijn blog, en warempel, ja, ik geef hem door. Sorry, het gaat over boeken.

Boeken die me bij bleven

  1. De drie musketiers (Alexandre Dumas). Met dit boek heb ik de volwassen literatuur ontdekt. Ik las een kindereditie van het eerste deel. Toen het uit was, ontdekte ik in de kast van mijn ouders dat er nog twee delen bestonden (‘Twintig jaar later’ en ‘De burggraaf van Bragelonne’). Maar daar was geen kinderversie van, dus nam ik de oorspronkelijke, dikke pillen ter hand. Ik raakte behoorlijk verslingerd aan avonturenromans. Uiteraard las ik Schateiland, maar die noem ik met name omdat ik een paar jaar terug zo onder de indruk was van het boek Long John Silver. Björn Larsson schreef in dit ‘vervolg’ de complete biografische roman van Stevesons beroemde piraat. Een perfect boek, dat laat zien hoe je fictie in historische feiten inbedt.
  2. Reis naar de maan in 28 dagen en 12 uren (Jules Verne). Mijn eerste science fiction. Van Verne leerde ik voor het eerst hoe ver je fantasie kan reiken als je hem werkelijk de vrije loop laat – en dat dat kan terwijl je met je voeten in de realiteit blijft staan.
  3. Alles van Paul Biegel, en met name De kleine kapitein. Ik denk dat dat het eerste boek was, waarbij ik me al lezend realiseerde dat ik echt ìn dat boek wilde zijn, en nergens anders.
  4. De prozagedichten van C.A.Smith. Ik weet niet of ze goed zijn (eigenlijk weet ik het wel, slechts een enkele is echt goed) maar ik vind ze prachtig. Bij het lezen van zijn prozagedichten realiseerde ik me voor het eerst dat het bij schrijven soms alleen om de taal of om het beeld kan gaan. Dat dat soms genoeg is. Ander werk van Smith had ook bijna deze top tien gehaald. Een deel van zijn Zothique verhalen is opgenomen in de Bruna Fantasy en Horror-reeks (FeH). Die hele reeks had in deze top tien kunnen staan, want met die boeken werd mijn voorliefde voor ‘het fantastische’ in de literatuur aangewakkerd. Samensteller van die serie was de te weinig geprezen en gememoreerde redacteur Aart C. Prins.
  5. De silmarillion (J.R.R.Tolkien). Eigenlijk moet ik zeggen: Tolkiens hele oeuvre. Ik las In de Ban van de ring. Daarna De Silmarillion. Daarna De hobbit. De Nagelaten Vertellingen. De brieven. De biografie. De lexicon. En natuurlijk die hele reeks nagelaten manuscripten, verzorgd door Christopher Tolkien. Eigenlijk gewoon alles, dus. Van Tolkien leerde ik waar je werk toe kan leiden als je je passie en fascinatie volgt. Het geheel wordt dan meer dan de som der delen. Uiteindelijk is het de wereld die spreekt, niet één afzonderlijk werk.
  6. Ghormengast (Mervyn Peake). Op deze plek had ook De worm Ouroubouros kunnen staan, of het werk van Dunsany. Ik houd van oude fantasy (zeg maar: ‘van voor Tolkien’). Vaak is die origineler, oorspronkelijker. Schrijvers zijn minder beïnvloed door, of hoeven zich minder af te zetten tegen, de eindeloze stroom draken-ring-queeste-pulp. Ghormengast springt er ook nog eens bovenuit omdat de plaats van handeling zo mooi klein is (binnen één kasteel): er wordt ingezoomd op de personages en hun verhoudingen. Nergens is magie (of één van de andere pompeuze stijlkenmerken van fantasy) aanwezig en toch wordt je ‘sense of wonder’ geprikkeld. Ik las het werk voor het eerst in de uitmuntende vertaling van Frits van de Waa. Daarna wist ik het zeker: je kunt boeken echt beter in een goede vertaling lezen dan in hun oorspronkelijke taal. Nederlanders die zeggen altijd liever in het Engels te lezen, hebben hun eigen taalgevoel verziekt en verkwanseld.
  7. Kaas (Elsschot). De Nederlandstalige boeken op deze lijst gaan me vooral om de taal. Ik lees aardig wat Nederlandse literatuur, maar vaak kan het me inhoudelijk niet zo boeien. Veel navelstaarderij, weinig echte verhalen. Tot de taal me raakt, dan raak ik geboeid, ook door het verhaal. Elsschot deed dat als eerste. Velen volgden, waaronder Kellendonk en Mortier. En Reve. En dus:
  8. Het boek van violet en dood (Gerard Reve). Ik houd vooral van zijn late werk. Bezorgde ouders is prachtig. Het hijgend hert is misschien wel het allermooiste. Het gaat allemaal nergens over, maar juist daarom.
  9. Het werk van Brusselmans. Als ik een titel moet noemen: De Droogte. Veel mensen kunnen zijn werk niet los zien van zijn verschijning op T.V. Ik heb daar geen last van. Ik zie nooit praatprogramma’s. Andere lezers blijven hangen in het hilarische en schavuitachtige. Hoewel dat onmiskenbaar een deel van zijn werk is, lees ik er veel meer in. Er zit een grote verscheidenheid aan lagen, thema’s en emoties in zijn werk. Hij schetst met humor de troosteloze tragiek van alledag. Voor mij is hij de meester van de tragikomedie. Hij doet in zijn boeken wat de Coen Brothers op het witte doek doen. Ik vind dat prachtig.
  10. Het verjaardagsfeest (Pinter). Door dat stuk heb ik theaterteksten leren lezen. En ik hield er nooit meer mee op.

En dan heb ik er tien. Tien is natuurlijk te weinig. Ik bedenk me dat ik te weinig poëzie heb opgenomen (bijvoorbeeld Gorter en Nijhof en Lloyd Haft). Misschien nomineert iemand me ooit voor het opstellen van een lijstje van tien dichters…

Enfin, tot slot: mensen van wie ik benieuwd ben hoe hun lijst er uit ziet:

M.F. Lambers

N.A. Assinck

J. van de Korput

Welke boeken zijn jullie het meest bijgebleven? Voel je niet verplicht.