Te mooi om in de la te laten liggen

Een schrijfschrift met aantekeningen over Maximiliaan Lex

Ik heb meer ideeën dan ik tijd heb om ze uit te werken en op papier te zetten. En als ik daar al toe kom, moet het ook nog worden uitgegeven. Op mijn computer heb ik mappen vol met schrijfwerk dat ooit nog de wereld in gezonden moet worden. Tot nu toe komt het er niet van om dat te doen. Soms omdat ik twijfel of het goed genoeg is. Soms omdat ik nog één verhaal erbij wil schrijven om een bundel ‘compleet’ te maken. Soms gebrek aan tijd. Er is altijd wel wat. Nu heb ik bedacht dat ik voor mijn vijftigste verjaardag (nog ruim een jaar weg) al dat materiaal ter hand ga nemen en het zal publiceren of archiveren.

Voor wie wil weten wat er in het ‘geheime verhalenvat’ zit, waarin het hopelijk niet verzuurd, hieronder een overzicht op min of meer chronologische volgorde.

  1. Zwijgen is zilver – Toen ik het schreef noemde ik het een ‘jeugdnovelle’. Inmiddels noem je dat al jaren jong adult.
  2. Het onbezoldigd universum – een bundel grappige korte verhalen, illustraties en gedichten. Onder andere de korte Tante Magna verhalen. (zie 4)
  3. De mythe van een jeugd – een dichtbundel. Soms vrij zware kost met een hoog weltschmerz gehalte, maar over menig gedicht ben ik nog steeds heel tevreden. Ik heb een paar keer een poging gewaagd om gedichten uit deze set te herschrijven, of het beste materiaal eruit te halen, maar eigenlijk vormt de bundel één geheel. En mijn afstand tot het werk (ik schreef het eerste helft jaren ’90) is inmiddels zo groot dat ik het integraal moet uitgeven of archiveren. Iets anders leidt tot een gemankeerd eindresultaat.
  4. De nieuwe avonturen van Tante Magna – Eigenlijk schreef ik er tot nu toe maar één: het beklemmende en poëtische ‘Het oude halssnoer’. Het verscheen in Ganymedes 14. Er ligt een half volgend verhaal. Het is de schrijnende, volwassen versie van de kolderieke verhalen uit Het onbezoldigd universum (2). Eigenlijk zou ik dat tweede verhaal eens af moeten schrijven, en ze samen in één bundeltje willen uitgeven. Al dan niet vergezeld door de mini verhaaltjes uit Het onbezoldigd universum.
  5. Het zwarte grootboek – dit was ooit een bundel klassieke griezelverhalen. Ik schreef ze in de jaren 80 maar toen ik ze in jaren 90 herlas vond ik ze allemaal niet goed genoeg. Ik nam me voor om het kernidee van ieder verhaal te nemen en daar een nieuw verhaal voor te schrijven. Ik ben een heel eind: er zijn drie verhalen herschreven (gemiddeld toch één per tien jaar).
    1. Het verhaal ‘De poort naar wijsheid’ werd omgeschreven naar ‘De laatste kamer’ – dit was het verhaal dat de minste revisie behoefde en de nieuwe versie verscheen in een editie van Pure Fantasy. Op basis van die publicatie werd ik destijds spontaan gebombardeerd tot ‘de Lovecraft van de lage landen’.
    2. Het zwarte grootboek – een compleet herschreven versie werd opgenomen in Ganymedes 15.
    3. Het verhaal ‘Cicil Blake’ vormde de inspiratie voor het compleet nieuwe verhaal ‘Het horloge van Alvarez’. Het is eerder mystiek dan griezelig geworden en speelt op een van de sterkampen in Ommen. Ongepubliceerd.
    4. Dan resteren nog een gedicht ‘De verdwaalde reiziger’ en een prozagedicht ‘De tempel van de kruipende chaos’. In de oorspronkelijke bundel zat daarnaast ook nog een vertaling van Het Nachtmerriemeer van Lovecraft. Die heb ik in de tussentijd op deze website online gepubliceerd.
  6. Onwaarschijnlijke helden – een verzameling fantasy verhalen met een Hollandse snit. Deze bundel was nagenoeg af en heb ik als eerste al uit de mottenballen gehaald. Eind juni is het als e-book verkrijgbaar bij alle grote retailers. De pre sale staat inmiddels open bij publicatieplatform Smashwords. Een geprinte editie heb ik niet in de planning.
  7. Vier dystopische/beklemmende verhalen – hier is er slechts één van gepubliceerd: de novelle Kiki. De verhalen Camiel, De immolenten en Snuit behoeven nog wat eindredactie. Daarna zou het samen een aardige bundel vormen. Maar wellicht zijn ze ook heel geschikt om éérst los te publiceren in bijvoorbeeld het tijdschrift ‘Fantastische Vertellingen’. (Remco Meisner zal me dankbaar zijn)
  8. Het uur van Leviathan – een wat uit de hand gelopen symbolisch verhaal (ca 50 romanpagina’s) over zinkgaten, de ondergang van de wereld en vooral: de liefde. Er is iets met dat verhaal waardoor ik er erg verknocht aan ben. Steeds heb ik het gevoel dat ik het heel zorgvuldig de wereld in wil zenden. Misschien is het wel geschikt, net als Kiki, om er een zelfstandig los boekje van te maken.
  9. Meer poëzie – ik heb wat afgedicht. Maar er valt geen lijn in te ontdekken en geen bundel uit samen te stellen. Wat moet ik toch met al dat spul? Vele tientallen gedichten van verschillende vorm en lengte, met uiteenlopende thematiek. Misschien is voor de meeste gedichten het ronde komo-archief nog de beste bestemming. Het enige stuk dat ik er wellicht bij voorbaat uit wil redden is ‘Hoor toch hoe de draaitabellen zingen’ – een lang en episch stuk kantoortuinpoëzie.
  10. En verder…. er blijven nog wat curiosa over. Een hommage aan Martin Toonder. En wat materiaal waar nog flink aan gewerkt zou moeten worden: de avonturen van Maximiliaan Lex. En wat schetsen en kladjes: een half verhaal dat speelt in de wereld van het rollenspel Queeste. Dat is amper het ideeën stadium ontstegen. Enfin: ook hier wil ik met de bezem erdoorheen.

Ik weet vrij zeker dat lang niet al dit materiaal de lezer zal bereiken. En dat is prima. Sommig materiaal is toch nog niet rijp. Ander materiaal is gewoon niet goed genoeg. Maar enkele verhalen en gedichten zijn toch te mooi om in de la te laten liggen. Publicatie zal maar voor een enkel werk met enige bombarie en een boekpresentatie gepaard gaan. Veelal wordt het komend jaar terloops: zodat het in ieder geval voor de nieuwsgierige lezer vindbaar is.

En ja, dan is er natuurlijk ook nog het nieuwe werk. Aan dat vat met verhalen worden ook steeds weer nieuwe zaken toegevoegd.

De afgelopen paar jaar werkte ik aan Heimwee naar het onbekende, een vertaling van de verzamelde prozagedichten van Clark Ashton Smith. Later dit jaar verschijnt een gebonden editie en de voorinschrijving annex crowdfunding daarvoor staat inmiddels open.

Over dit werk publiceer ik de komende weken een paar blogs.

En ondertussen schrijf en redigeer ik ook nog een literaire triller, onder de werktitel Gamergirl, maar die verschijnt waarschijnlijk pas begin 2023.

Oh ja, en ik had nog het plan om een biografische schets over Catharine Duval te schrijven. En een toneelstuk over… en… en… en…

Minimaal tien redenen om meer korte verhalen te lezen

WP_001847

Sinds kort heb ik een e-reader en ik kocht direct mijn eerste e-book: het korte, prijswinnende, fantasy verhaal Sater van Bo Balder (reden 1). Ik had in de bundel Ganymedes 13 (2) een bijdrage van haar gelezen die naar méér smaakte en deze maand publiceerde uitgeverij Link het verhaal Sater als e-boek. Het is een prachtig verhaal  over een chemisch gecastreerde sater in Amsterdam. Ik houd wel van dat universum; het lijkt een fantastische en licht karikaturale versie van ons hedendaags Nederland. Het lijkt iets dystopischers, maar Bo Balders schrijfstijl is plezierig licht. Veel meer valt er over een kort verhaal niet te melden; het is puntgaaf. Leest u het zelf maar.

Het schijnt helemaal goed te komen met het korte verhaal. Ik las het op facebook, dus het is waar. Iemand had een foto van de volkskrant gepost met een bericht van die strekking. Een paar jaar terug was het korte verhaal nog op sterven na dood. Bundels met korte verhalen verkochten niet en werden in het oeuvre van een auteur niet echt meegeteld. Ik was een paar jaar terug bij een optreden van Annelies Verbeke. Degene die haar introduceerde zei dat zij drie romans geschreven had. ´En een verhalenbundel,´ (3) voegde zij daar zelf aan toen. Ze verbaasde zich erover dat die altijd vergeten werd. Je  stopt daar als schrijver toch hetzelfde, of meer, werk in als in een roman. Het heeft toch dezelfde literaire waarde.

Inmiddels verscheen haar tweede verhalenbundel. (4) Ik weet niet of Annelies Verbeke al anders aangekondigd wordt, maar het landschap van het korte verhaal ziet er iets anders uit. Niet héél anders. De bundels halen nog steeds niet de bestsellerlijsten. Maar er wordt wel positiever over gesproken.

Zou het komen door fruitige, jonge schrijvers als Maartje Wortel (5) die gestaag het literaire landschap veroveren? Helpt het dat Thomas Verbogt zijn herinneringen aan Frans Kusters (6) publiceerde, met een keus uit dienst korte verhalen? Of komt het door het uitreiken van de Nobelprijs voor de literatuur aan Alice Munro? (7) Het zal allemaal bijdragen.

Wellicht is het meest van invloed dat ons leesgedrag schijnt te veranderen. Is uw leesgedrag al veranderd? Ik heb er bij mijzelf niet veel van gemerkt, maar er schijnt onderzoek naar gedaan te zijn. Gebruik van internet en nieuwe media schijnt ons lezen vluchtiger te maken, meer gericht op het lezen van korte teksten. En uitgeverijen spelen in op die trend, met het publiceren van meer korte verhalen. Het aardige van een e-reader is dan dat het financieel risico om iets uit te geven lager is. En er is geen economische reden meer om verhalen per se gebundeld uit te geven. En met dat als vertrekpunt komt een uitgever als Link met een short fiction serie (8).

Ze zijn nog wel behept met de Nederlandse gewoonte om e-boeken veel te duur te maken. EUR 2,99 voor een verhaal van minder dan 10.000 woorden. Je leest het in minder dan een half uur uit. Zo´n aanschaf doe ik één keer, om eens uit te proberen, maar ik lees te veel en te graag om dat vaker te doen. Die prijs moet in mijn beleving naar 1 euro (eventueel in de vorm van een abonnement of strippenkaart) om de verkoopaantallen naar serieuze hoogtes op te stuwen.

Tot die tijd gebruik ik mijn e-reader waar ik hem in eerste instantie voor in huis haalde. Om backlist boeken op te lezen die maar sporadisch herdrukt worden en die ik antiquarisch niet makkelijk kan krijgen. Dus (her)lees ik straks in ieder geval het werk van Lord Dunsany (9) en Clark Ashton Smith (10). Die schreven ook short fiction, en stonden aan het begin van een traditie die nooit helemaal is weggeweest en zijn weg naar de lezer zal blijven vinden, via wat voor medium dan ook.

Ergens halverwege het lange wachten

WP_000135

De Paul Harland Prijs blinkt uit in hoeveel werk er wordt gemaakt van het jury-rapport. Dat heeft wel een keerzijde. Nadat je je verhalen netjes voor 1 juli 2013 hebt ingeleverd is het wachten tot begin 2014 op de uitslag. Daarmee gaat een deel van het leereffect wellicht verloren. Uit mijn dagen als opleider meen ik me te herinneren dat voor een optimale leer-effectiviteit je feedback zo vlot mogelijk na de geleverde prestatie moet krijgen. Schrijven is gelukkig een traag proces, dus misschien valt het in de praktijk wel mee. Hoe het ook zij: voor dit soort gedachten heb ik alle tijd, in stille afwachting van de volgende Paul Harland Dag. Hieronder volgen nog een paar overwegingen die bij me opkomen ergens halverwege het lange wachten.

De jury leest de verhalen zonder de naam van de auteur te kennen. Dat geeft ook bekendere auteurs de kans om mee te doen en waarborgt de objectiviteit  van de jury. Ook hier een keerzijde: feedback geef je bij voorkeur persoonlijk en op maat. Dat wordt hier onmogelijk. De juryleden moeten maar raden naar de intentie van de auteur en dat resulteert soms in tips van nogal algemene aard in de hoop dat ze toevallig raak zijn voor een specifieke auteur.

De anonimiteit heeft nog een ander, groter nadeel: het beperkt de auteur in zijn vrijheid. Uit het ingezonden verhaal mag niet te herleiden zijn dat jij de auteur bent en voor een meer ervaren schrijver is dat een gotspe. Je ontwikkelt juist je eigen stijl en stemgeluid. Niet zelden schrijf je verhalen die in hetzelfde universum spelen. In mijn beleving is het juist een pré als de auteur uit het verhaal herleid kan worden. We zouden op dit punt toch eigenlijk voldoende vertrouwen moeten hebben in de professionaliteit van de jury.

Het vertrouwen in die professionaliteit wordt voor mijn gevoel ook al ondergraven door het hanteren van een strak puntensysteem om tot een einduitslag te komen. Iedere voorselecteur en ieder jurylid geeft een verhaal punten en dat levert een ranking op. Zo’n systeem lijkt ‘zuiver’ en ‘betrouwbaar’, maar juist de meest innovatieve en creatieve verhalen vallen altijd wel bij iemand wat minder in de smaak. Je loopt het risico dat je verhalen beloont die zo mainstream mogelijk zijn. Juist bij fantastische literatuur vind ik dat jammer. In het verleden was er een systeem bedacht dat dit onderving, maar de regel daarvoor is niet altijd toegepast en inmiddels geschrapt. Ik vind dat prima, je moet het ook niet al te rekenkundig aanpakken. De gedachte erachter was echter prima: beloon lef, beloon het ruwe randje. Ik zou het rekenkundig deel liever nog wat meer losgelaten zien. Die ranking is prima als leidraad, maar uiteindelijk heeft de jury een discretionaire bevoegdheid. Die verdienen ze, op basis van hun ervaring en expertise. Laat ze gerust in een onderlinge dialoog de winnaars bepalen.

Ondertussen heeft die jury het er maar druk mee. De Paul Harland Prijs had afgelopen jaar veel inzendingen (206, royaal meer dan het jaar daarvoor). De ambitie is om de wedstrijd nog verder te laten groeien, maar het lezen van alle verhalen lijkt een schier onmogelijke taak te worden voor de juryleden. Hoe moet dat, de komende jaren? Moet je bijvoorbeeld, zoals de Thuring Gedichtenwedstrijd,  naar een systeem waarbij alleen de topverhalen een persoonlijk juryrapport krijgen? Daar is veel voor te zeggen. Beginnende schrijvers maken beginnersfouten, en die kunnen hun licht nog prima opdoen bij algemene tips en aanwijzingen die je overal op internet vindt, of die je in een algemeen juryrapport kunt samenvatten. Ik meen me te herinneren dat Boukje Balder op de laatste Paul Harland Dag iets in die lijn zei: dat een deel van het commentaar van de jury door beginnende schrijvers niet begrepen zal worden, omdat ze er wellicht nog niet aan toe zijn. Misschien heb ik het niet goed onthouden, maar als ze het zo gezegd heeft, had ze wel gelijk. In datzelfde gesprek (de paneldiscussie) kwam ook naar voren hoe ondankbaar de taak van jurylid vaak is. Blijkbaar waren de juryleden in het verleden regelmatig bestookt met vragen of verontwaardigde reacties, vooral van (beginnende) auteurs ‘die het er niet mee eens waren’. Dat heeft nog lang door mijn hoofd gespookt. Ik vind het altijd erg jammer als mensen feedback niet laten bezinken, en er niet eerst hun eigen leerpunten uit proberen te halen. Het is toch een cadeautje. Als het risico op vervelende reacties groter is bij beginnende schrijvers, misschien is dat dan een goede reden om alle tijd en energie vooral te steken in de auteurs die hun eigen ontwikkeling serieus nemen en dat laten zien met een beter scorend verhaal.

Een heel andere (en waarschijnlijk betere) oplossing voor het toenemend aantal inzendingen is om het aantal voorselecteurs te vergroten en niet alle verhalen door alle selecteurs te laten lezen. Dat kan prima werken. Een valkuil kan zijn dat de ene voorselecteur gemiddeld veel hogere of lagere punten geeft dan de andere, maar dat kan je (bijvoorbeeld) ondervangen door de selecteurs te laten ranken in plaats van te scoren. Tal van mogelijkheden, ik ben benieuwd waarvoor gekozen gaat worden.

Ineens spookt ook het fenomeen ‘wildcard’ of ‘golden ticket’ door mijn hoofd. Menig talentenjacht werkt ermee. Ik zie niet meteen hoe het handig toepasbaar is bij de Paul Harland Prijs, maar ik ben niettemin enthousiast. Wellicht komt dat vooral voort uit het lange wachten: de behoefte dat er tussentijds nòg iets leuks te melden valt.

Ik hoop dat ik met al mijn gedachtespinsels niet de indruk wek dat het allemaal anders moet. Ook in volstrekt ongewijzigde vorm ben ik volgend jaar weer van de partij. Ik hoop met mijn eigen werk een steentje bij te dragen aan het promoten van de genreliteratuur in de lage landen. En ik ontvang graag feedback op mijn werk – ik zal die met grote dankbaarheid, met gepaste bescheidenheid en zonder morren in ontvangst nemen.

Ging het wel mis met het fantasygenre?

Ik weet dat ik met mijn vorige blog een aantal schrijvers onrecht doe. De eerste die in me opkomen zijn Michael Moorcock en Ursela LeGuin. Maar tegenover iedere goede schrijver staat er ook weer een volgend boek van Terry Brooks of een kloon of spin-off van de eeuwige Duin-serie. Ik heb wel eens heimwee naar de hoogtijdagen van het blad Weird Tales. Ieder verhaal was een experiment, een kunstwerkje.

Ik sta gelukkig niet alleen. Juist het korte genreverhaal staat in Nederland vrij sterk. Ik kan mijn hart ophalen aan tijdschriften als Pure Fantasy, Wonderwaan en Holland-Sf. De Paul Harlandprijs stimuleert sinds jaar en dag de kwaliteit van de het korte genreverhaal op een manier waar geen andere schrijfwedstrijd aan kan tippen.

Toch mag het voor mij allemaal nog iets meer old school. Ik wil terug naar de tijd waarin een experiment gewoon een goed verhaal was en niet meteen een cross-oververhaal of een genrefout. Ik wil dat pulp weer een geuzennaam wordt. Ik wil literaire elementen niet schuwen maar juist omarmen en er mee experimenteren. Daarmee het genre vernieuwen en richting geven. Kortom: ik wil weer eens van alles en nog wat. Nu nog doen: hup, verhalen schrijven. De sluitingsdatum voor PHP 2011 is over strak een maand.

De onhuwbare dochter is toch nog goed terecht gekomen ;-)

Deze week is (een beetje verlaat) het aprilnummer van Wonderwaan uitgekomen. Wonderwaan is het blad met fantastische verhalen van het NCSF, dat ook Holland-SF uitgeeft. In dit nummer staat een verhaal van mijn hand: ‘De onhuwbare dochter’ waarmee ik afgelopen jaar een vierde plaats haalde bij de Paul Harland Prijs.

Doe even sappig en anekdotisch in vierhonderd woorden

Er werd mij gevraagd om bij een kort verhaal een kort nawoordje te schrijven van tussen de drie- en vierhonderd woorden. Er moest het hoe en waarom van het verhaal in staan, liefst in sappige anekdote vorm. Ik begon er maar meteen aan, het kon maar beter gebeurd zijn. Continue reading “Doe even sappig en anekdotisch in vierhonderd woorden”

leuk en van alles anders

Afgelopen zaterdag was ik in Dordrecht op de Paul Harland dag. Ik praat je even snel bij; Paul Harland was een Nederlandse Fantasy schrijver naar wie een prijs is vernoemd. De uitreiking werd dit jaar omlijst door een dag met workshops en een panel over de praktijk van het professioneel schrijven en uitgeven van Fantasy werk in Nederland. Organisator Roeloef Goudriaan zei het in zijn openingswoord: ‘Schrijven is een solitair beroep’. Als je dat niet ligt, word je natuurlijk geen schrijver, maar niettemin is zo’n bijeenkomst juist daarom extra leuk. Kennismaken en bijpraten met mede-schrijvers, met gepubliceerde en ongepubliceerde auteurs. In de jury en de panels zat Thomas Olde Heuvelt. Wie zich bij de uitreiking van een fantasy-prijs een zaal vol nerds voorstelt, komt bij hem bedrogen uit. Hij verslaat Jan Kooijman met gemak als de leukste juryvoorzitter van Nederland en maakt het schrijven van fantasy hip en sexy. Ook de andere panelleden inspireerden met het delen van hun ervaringen. De conclusie die ik hieruit meenam, is dat voor wie gelezen wil worden het schrijverschap voor een groot deel bestaat uit presentatie en ondernemerszin. Geen nieuw en groot inzicht, maar wel een plezierige opfrisser.

Ik had twee verhalen ingezonden en mocht van mezelf tevreden zijn als ik met één van de twee een plek bij de eerste vijf wist te veroveren. Ik ging met een goed gevoel naar huis: een vierde plaats en lovende jury commentaren. Wie het wil lezen, moet nog even geduld hebben: ik zoek nog een blad of uitgever om het geplaatst te krijgen.