Hoe je vertelt waar het eigenlijk over gaat

Het vertellen van een verhaal vraagt een bepaalde vorm. Het vertellen van het verhaal van Oom Ludo vraagt om een roman van ruim tweehonderd pagina’s. Daarnaast is er echter ook een verplichting om waar het verhaal over gaat te kunnen reproduceren in een paar zinnen.

Een uitgever weet dat een goede flaptekst, samenvatting, of ‘elevator pitch’, lezers kan verleiden. Ik ben toch wat meer een schrijver dan een uitgever. Een beetje kribbig denk ik soms ‘als je wilt weten waar het over gaat, moet je het boek lezen’. En ‘vraag me niet in een paar zinnen samen te vatten waar ik eigenlijk ruim 200 pagina’s voor nodig heb’.

Maar ik corrigeer mezelf: het is een ‘teaser’; een tipje van de sluier wordt opgelicht. Maar welk tipje? En hoe hoog?

Veel flapteksten gaan naar mijn smaak te ver. En in filmtrailers worden vaak de meest indrukwekkende beelden en de belangrijkste scènes getoond. Er is een stroming in marketingland die dat promoot: die zegt dat je helemaal niet meer hoeft te letten op het weggeven van zogenaamde spoilers en cruciale plotelementen. De moderne lezer wil namelijk helemaal niet meer verrast worden en wil niet meer onbevangen ervaren. De moderne lezer verzamelt ervaringen alsof het vakantiefoto’s zijn. Iets om over te vertellen als je weer thuis bent. Het zijn mensen die het niet om het beleven van het hier en nu gaat, maar die constant bezig zijn om ‘herinneringen voor later te maken’.

Ik herken me daar niet zo in, maar blijkbaar is dat in marketingland de perceptie van de tijdgeest. En in die lijn is het dus ook prima de hele plot en betekenis van een boek samen te vatten in de promotie en op de achterflap. Dat geeft namelijk extra duiding bij het lezen en versterkt het idee van de ervaring die je met het lezen ondergaat. En die je je achteraf wilt herinneren. De ervaring is daarbij tevoren dusdanig geframed dat het een ‘selffulfilling prophecy’ wordt. Een boek wordt daar beter van, om de eenvoudige reden dat er daardoor minder ruimte is er zelf iets van te vinden. Het risico dat het tegenvalt neemt af.

Zoals gezegd: deze trend past niet zo bij me. Ik ben meer iemand die boeken zelf wil ontdekken. Die vergeten schrijvers leest. Die net dat andere boek leest, dat vrijwel niemand anders gelezen heeft. Dat levert bij de promotie van mijn eigen werk duidelijk een dilemma op. Natuurlijk vind ik het fijn als mijn boeken door veel mensen gelezen worden. En gelijktijdig zit er een romanticus in mij die alleen voorzichtig wil verleiden en slechts een miniem tipje van de sluier wil oplichten. En die zodoende door maar enkele fijnproevers ontdekt zal worden.

Hierbij, voor de liefhebber, de achterflap. Ik zal ook nog wel een blog besteden aan de inhoud van het boek, maar dan wel voorzien van een ‘spoiler’ waarschuwing. Voor de zogenaamde moderne lezer…

Je kunt natuurlijk ook je eigen uitgeverij beginnen

Er was een tijd dat ik dacht dat eindeloos wachten op antwoord van gerenommeerde uitgeverijen het enige was dat je als schrijver kon doen in de hoop ooit gelezen te worden. Gelukkig ben ik inmiddels wat wijzer, maar niettemin heb ik me de afgelopen jaren – tegen beter weten in – in het inefficiënte, tijdsintensieve, stroperige en frustrerende manuscriptencircus begeven.

Ik had daar eindeloos mee door kunnen gaan als de boekenbranche niet zo in beweging was. Vanity-press heet tegenwoordig self-publishing en het is niet meer vies om als schrijver zelfbewust en ondernemend te zijn.

Nieuwe websites waar je je manuscript kunt promoten schieten als paddenstoelen uit de grond en crowdfunding doet zelfs in de gesloten boekenbranche zijn intrede. Dat spreekt me wel aan en ik heb zelfs even overwogen om mijn werk de wereld in te zenden via een initiatief als tenpages.

Maar het gaat niet om de funding, het gaat om het bereiken van de lezer. En als je dat zelf kunt, waarom zou je dan nog met anderen in zee gaan? Je kunt dan net zo goed je eigen uitgeverij beginnen. Dat lijkt me een goed plan. Dat ga ik doen.

Wordt vervolgd…

Tweeten