En zeker niet in een comic sans

Op de een of andere manier doet het gekozen lettertype iets met mijn perceptie van een tekst. Alle documenten die ik schrijf staan in een Palatino Lynotype. Dat is een lettertype waar ik me werkelijk nooit aan erger. De italic is er ook mooi van. In alle verschijningsvormen is het woordbeeld in evenwicht. Onderkast, kleinkapitaal, kopjes, broodtekst. Prachtig.

Ik val meestal voor letters met schreef. De Times is prima. Een Garamond kan op zijn tijd ook heel mooi zijn. Schreefloze letters slaan bij mij minder snel aan. De Calibri is mooi, maar soms een beetje priegelig. De Verdana kan er goed mee door. De Trouw heeft voor zijn koppen een erg mooie schreefloze letter. Vroeger werd de hele krant daarmee gezet. Prachtig.

En dan krijg ik ineen zo’n mailtje waar tussen neus en lippen door vermeld staat: ‘Tekst aanleveren in lettertype Arial en lettergrootte 12’. Ik heb daar zo’n ontzettende hekel aan. De mededeling staat in een calibri, dus ze hebben zelf ook wel door dat een Arial heel lelijk is. Zodra ik mijn tekst in Ariel zie heb ik er meteen meer afstand toe. Het is in een Arial ook geen fictie meer, maar een transcriptie. Een bijlage bij een dissertatie. Een werkstuk. Ik weet niet wat het precies is, maar het voelt niet meer als een tekst van mij.

Ik moet de tekst toch inleveren, dus wellicht is het helemaal niet erg als die afstand geschapen wordt. Maar ik denk dat ik hem wel stiekem in Calibri zet.

1 thought on “En zeker niet in een comic sans”

Geef een reactie