13 + 5 = Hoezee

Gisteravond was het Gala van het Fantastische boek. Een buitengewoon gezellige dag, met ’s middags diverse panels en ’s avonds de uitreiking van de Paul Harland Prijs. Mijn twee ingezonden verhalen haalden allebei de top 25. Het grootboek, een Lovecraftiaans griezelverhaal, eindigde op de 13de plaats. Kiki, een geëngageerd zombieverhaal behaalde de 5de plaats. Daar ben ik erg blij mee. Wie ze wil lezen moet nog even geduld hebben; ik ga ze de komende tijd aan tijdschriften ter publicatie aanbieden.

Aan de vooravond van een gala

2015-02-01 10.35.50

Morgen is het Gala van het Fantastische boek. Gala is een breed begrip; je mag er zelf invulling aan geven. Ik ga niet in smoking, maar wil wel in pak. De meeste van mijn pakken zijn echter gesneden op mijn figuur van anderhalf jaar geleden (en toen was ik minimaal tien kilo zwaarder). Dus toch maar even naar de stad getogen en goed geslaagd bij Hoogenboom. Trouwe lezers en vrienden weten dat ik die zaak een warm hart toedraag. We kochten er destijds onze trouwpakken en de zaak dient voor één scène als decor in Het lichte hart van de mastodont. De heren verkopers verstaan er de kunst je direct op je gemak te stellen en om je na één oogopslag een passend jasje of overhemd aan te reiken.

Maar morgen het Gala dus, met tal van onthullingen. Ik ben benieuwd wat organisatoren Martijn Lindeboom en Thomas Olde Heuvelt voor ons (schrijvers en lezers van de fantastische genres) in petto hebben. Ik voorzie nieuwe samenwerkingsverbanden, activiteiten waar meer en meer de lezer bij betrokken wordt en vooral een opzet die bestand is tegen groei, want het genre zit in de lift en dat vraagt om het voortdurend aanpassen van je formule. Ik ben benieuwd en laat me graag verrassen.

Waar ik persoonlijk natuurlijk ook erg benieuwd naar ben is de uitslag van de Paul Harland Prijs. Ik zond, gewoontegetrouw, twee verhalen in. Tot nu toe was dat altijd één serieuze inzending en een inzending met een wat experimenteler karakter. Met de serieuze inzending kwam ik in ieder geval iedere keer door de eerste jury-selectie en haalde ik één keer een top 5 notering. Mijn meer experimentele inzendingen leverden me één keer een eervolle allerlaatste plaats op en twee keer de hoogste notering van de verhalen die niet doorgingen naar de tweede ronde.

Ik heb natuurlijk mijn pijlen opnieuw gericht op een top 5 notering. In een onbewaakt moment heb ik al eens geroepen dat ik net zolang mee doe tot ik een keer win. Maar als ik mijn doelen iets minder ambitieus, maar haalbaar-realistisch stel, dan ben ik morgen ook al heel erg blij als ik voor het eerst met twee verhalen door de eerste selectie heen kom. Gezien het aantal inzendingen en het doorgaans sterke deelnemersveld zou dat al een hele mooie prestatie zijn.

En verder wordt het natuurlijk gewoon een hele gezellige en interessante dag (lees het programma hier). De middag is vrij toegankelijk, dus: komt allen! Ik meen dat Stephen King ooit zei; ‘En onder genreschrijvers is het altijd gezellig en gemoedelijk. Geen kift en naijver, zoals bij die zuurpruimen in de literaire hoek.’ Ik moet eerlijk bekennen dat ik het citaat niet kon terugvinden, dus misschien was het Neil Gaiman wel. En hij zal het in ieder geval in het Engels gezegd hebben. Hoe dan ook: die gemoedelijkheid is altijd verzekerd, en hopelijk blijkt vooral die de komende jaren bestand tegen groei.

Bij de autopsie bekruipt me de twijfel

Afb018

Afgelopen zaterdag was de Paul Harland Prijs en de uitreiking van de gelijknamige prijs. Ik had net als voorgaande jaren twee verhalen ingestuurd. Eén kwam door de voorselectie en eindigde op plaats 28. De ander strandde roemloos op plek 151. Eén van de doelstellingen van de PHP is het verbeteren en stimuleren van de kwaliteit van wat er aan genreverhalen geschreven wordt en alle ingezonden verhalen worden door de jury van commentaar voorzien. Na de uitreiking, als de uitslag bekend is, is het tijd om de balans op te maken. Dit is, voor mij, het moment waar het om gaat: lering trekking. Hoe kan ik mij als schrijver verder ontwikkelen.

Polderfantasy

Het is de vierde keer dat ik mee doe. Ik stuur altijd twee verhalen in. De ene is altijd fantasy. Ik schrijf verhalen in een op Nederland geïnspireerde wereld; een soort polderfantasy. Dat wordt niet veel geschreven. Ik noem als voorbeeld wel eens de strips van Douwe Dabbert of Ondeeds de Loutere, van Peter Schaap. Mijn stijl is echter anders; die laveert van Toonder naar de Decamerone. Daar kreeg ik nogal wat reactie op. Een enkel jurylid vond het prachtig, de meeste konden het niet waarderen. Te hoogdravend, te archaïsch. Ook de humor werd wisselend beoordeeld: de een vond het hilarisch, de ander kon de kolder niet waarderen. Het fantasyverhaal dat ik dit jaar instuurde speelde in diezelfde wereld, maar is serieuzer van toon. In een zorgvuldig opgebouwde serie scènes beschrijf ik hoe een avonturier op zoek is naar zijn beste vriend, die in een bibliotheek verdwenen is. Ik besteedde veel aandacht de terugblikken waarin de ontwikkeling van hun relatie duidelijk wordt en de nodige plotelementen worden gezet. Ik was er tevreden over en ben dat na herlezen nog steeds. Het is van begin tot eind boeiend; met liefde, overtuiging en vakmanschap geschreven.

Het kwam door de voorselectie. Er waren dit jaar veel inzendingen. De jury meldde bij de bespreking van de uitslag dat het veld sterk was en dat verklaard de 28ste plek. Lager dan voorgaande jaren, maar dat zegt meer over het niveau van de inzendingen dit jaar, dan specifiek over mijn verhaal.

Een experiment

Het andere verhaal dat ik inzend is altijd ‘iets anders’ en kwam nog nooit de voorselectie. Het eerste jaar een ‘bad trip’ die weinig genrekenmerken bevatten. Het eindigde als beste verhaal dat niet door de voorselectie kwam.  Had het meer genrekenmerken bevat, was ik zeker hoog geëindigd, verzekerde een van de voorselecteurs me. Het tweede jaar een verhaal over ‘Tante Magna’ dat niet anders kan worden omschreven als ‘weird’. Er kwam nogal wat bloed en afgehakte lichaamsdelen in voor, wat bij één van de voorselecteurs niet in de smaak viel. Ook dit verhaal eindigde als hoogst genoteerde ‘afvaller’. Vorig jaar probeerde ik het met een zeer kort verhaal, dat over fantasie en het lezen van fantasy ging. De voorselectie was erg duidelijk. Een zeer kort verhaal is geen kort verhaal. En de intertekstuele kwinkslag werd ook niet gewaardeerd. Nul punten. Ach, je probeert eens wat uit. Toch een geslaagd experiment.

Dit jaar nam ik me voor om niet al te zeer de grenzen van het speelveld op te zoeken en gewoon een steengoed verhaal te schrijven. Voornaamste wapen was mijn humor, de setting het Nederland van hier en nu… of mijn interpretatie daarvan. Het beschrijft de moeizame weg van een schrijvers die de Paul Harland Prijs wil winnen en daartoe de hulp afdwingt van een mutsloze kabouter. Het eindigde laag en kwam niet door de voorselectie. Jammer, ik had de jury graag even laten lachen.

Leerpunten

Eén van mijn leerpunten is me al enige jaren duidelijk. Ik moet mijn verhalen meer polijsten. Ze na het schrijven even wegleggen. Nog eens herlezen. Minutieus ontdoen van slordigheidfouten. Dat vind ik moeilijk: ik ben een notoire deadlinewerker. Verhalen en boeken die ik publiceer laat ik proeflezen, van redactioneel commentaar voorzien en daarna nog corrigeren. Voor een schrijfwedstrijd doe ik dat niet. Eigenlijk vind ik dat ik die geheel op eigen kracht moet winnen. Het schrijfwedstrijd. Geen redactie of correctiewedstrijd. Daar heb ik volstrekt ongelijk in, weet ik inmiddels. Een enkele typefout wordt je vergeven, daarna maak je een vrije val in de ranking van de jury. De oplossing is uiteindelijk vrij eenvoudig: eerder beginnen met schrijven en mijn gebruikelijk netwerk inzetten.

Een ander leerpunt is lastiger te formuleren. Soms is meer evenwicht nodig. Of een meer toegankelijke hoofdpersoon. Mijn humor wordt niet altijd begrepen. De eigenheid van mijn schrijfstijl wordt niet door iedereen gewaardeerd.  Niet altijd, door iedereen. Nee, maar dat hoeft ook niet. Iedere schrijver ontwikkelt zijn eigen stijl en thematiek. Soms spreekt hij of zij daar een breed publiek mee aan, soms alleen een niche.

De twijfel

Jury en voorselecteurs benadrukten dat het deelnemersveld erg sterk was en dat hun meningen onderling sterk uiteen liepen. Met dat in het achterhoofd weet je: je verhaal moet iederéén voor zich kunnen winnen om echt hoog te kunnen eindigen. De winnende verhalen zijn goed. De lager geëindigde verhalen hoeven niet zonder meer grote gebreken te hebben.

En dan bekruipt mij ineens de twijfel. Als ik mij zou voorstellen dat ik een verhaal had geschreven dat unaniem bejubeld werd. Dat op handen werd gedragen door de voorselecteurs en juichend ontvangen werd door alle juryleden… Ik zou mezelf niet zijn. Een goed verhaal moet schuren, is per definitie onderwerp van debat. En dat verklaart de uitslag van deze PHP, die ik voor mezelf samenvat: ‘Eén verdiende winnaar en heel veel goede verhalen.’

En toen kwam het juryrapport

Ik schreef deze blog tot op dit punt na de Paul Harland Dag, maar voor het lezen van het juryrapport. Organisator Martijn Lindeboom had zich dit jaar een beetje verkeken op hoeveel werk het was om het juryrapport samen te stellen. Geen schande als je bedenkt dat het rapport uiteindelijk 368 pagina’s telt. Nu is het de woensdag erna en lees ik al die leerzame woorden, en met extra aandacht de minutieuze opmerkingen van Floris Kleijne. Die zijn buitengewoon raak. Ik onderdruk de neiging om dit blog helemaal te herschrijven. Zo tevreden ben ik ineens niet meer. Ik zie nu toch wel erg veel ruimte voor verbetering. Leerpunten in overvloed.

Ik ga dat hier niet allemaal uitspellen. Het is in de eerste plaats iets voor in mijn eigen (her)schrijfproces. En ik wil u graag de gelegenheid geven er zelf een oordeel over te vellen.

Wie wil leren van andermans ‘fouten’, kan bij deze de kans aangrijpen. Hieronder kan iedereen de komende twee weken de twee door mij ingezonden verhalen downloaden, met het gegeven jurycommentaar erbij. [teksten niet meer online; wie ze wil lezen, mail me gerust]

De algoritmes van Skalka 30juni2013

De lessen van Hasdrubal 18juni2013

Commentaar PHP 2014 (op mijn verhalen)

Ergens halverwege het lange wachten

WP_000135

De Paul Harland Prijs blinkt uit in hoeveel werk er wordt gemaakt van het jury-rapport. Dat heeft wel een keerzijde. Nadat je je verhalen netjes voor 1 juli 2013 hebt ingeleverd is het wachten tot begin 2014 op de uitslag. Daarmee gaat een deel van het leereffect wellicht verloren. Uit mijn dagen als opleider meen ik me te herinneren dat voor een optimale leer-effectiviteit je feedback zo vlot mogelijk na de geleverde prestatie moet krijgen. Schrijven is gelukkig een traag proces, dus misschien valt het in de praktijk wel mee. Hoe het ook zij: voor dit soort gedachten heb ik alle tijd, in stille afwachting van de volgende Paul Harland Dag. Hieronder volgen nog een paar overwegingen die bij me opkomen ergens halverwege het lange wachten.

De jury leest de verhalen zonder de naam van de auteur te kennen. Dat geeft ook bekendere auteurs de kans om mee te doen en waarborgt de objectiviteit  van de jury. Ook hier een keerzijde: feedback geef je bij voorkeur persoonlijk en op maat. Dat wordt hier onmogelijk. De juryleden moeten maar raden naar de intentie van de auteur en dat resulteert soms in tips van nogal algemene aard in de hoop dat ze toevallig raak zijn voor een specifieke auteur.

De anonimiteit heeft nog een ander, groter nadeel: het beperkt de auteur in zijn vrijheid. Uit het ingezonden verhaal mag niet te herleiden zijn dat jij de auteur bent en voor een meer ervaren schrijver is dat een gotspe. Je ontwikkelt juist je eigen stijl en stemgeluid. Niet zelden schrijf je verhalen die in hetzelfde universum spelen. In mijn beleving is het juist een pré als de auteur uit het verhaal herleid kan worden. We zouden op dit punt toch eigenlijk voldoende vertrouwen moeten hebben in de professionaliteit van de jury.

Het vertrouwen in die professionaliteit wordt voor mijn gevoel ook al ondergraven door het hanteren van een strak puntensysteem om tot een einduitslag te komen. Iedere voorselecteur en ieder jurylid geeft een verhaal punten en dat levert een ranking op. Zo’n systeem lijkt ‘zuiver’ en ‘betrouwbaar’, maar juist de meest innovatieve en creatieve verhalen vallen altijd wel bij iemand wat minder in de smaak. Je loopt het risico dat je verhalen beloont die zo mainstream mogelijk zijn. Juist bij fantastische literatuur vind ik dat jammer. In het verleden was er een systeem bedacht dat dit onderving, maar de regel daarvoor is niet altijd toegepast en inmiddels geschrapt. Ik vind dat prima, je moet het ook niet al te rekenkundig aanpakken. De gedachte erachter was echter prima: beloon lef, beloon het ruwe randje. Ik zou het rekenkundig deel liever nog wat meer losgelaten zien. Die ranking is prima als leidraad, maar uiteindelijk heeft de jury een discretionaire bevoegdheid. Die verdienen ze, op basis van hun ervaring en expertise. Laat ze gerust in een onderlinge dialoog de winnaars bepalen.

Ondertussen heeft die jury het er maar druk mee. De Paul Harland Prijs had afgelopen jaar veel inzendingen (206, royaal meer dan het jaar daarvoor). De ambitie is om de wedstrijd nog verder te laten groeien, maar het lezen van alle verhalen lijkt een schier onmogelijke taak te worden voor de juryleden. Hoe moet dat, de komende jaren? Moet je bijvoorbeeld, zoals de Thuring Gedichtenwedstrijd,  naar een systeem waarbij alleen de topverhalen een persoonlijk juryrapport krijgen? Daar is veel voor te zeggen. Beginnende schrijvers maken beginnersfouten, en die kunnen hun licht nog prima opdoen bij algemene tips en aanwijzingen die je overal op internet vindt, of die je in een algemeen juryrapport kunt samenvatten. Ik meen me te herinneren dat Boukje Balder op de laatste Paul Harland Dag iets in die lijn zei: dat een deel van het commentaar van de jury door beginnende schrijvers niet begrepen zal worden, omdat ze er wellicht nog niet aan toe zijn. Misschien heb ik het niet goed onthouden, maar als ze het zo gezegd heeft, had ze wel gelijk. In datzelfde gesprek (de paneldiscussie) kwam ook naar voren hoe ondankbaar de taak van jurylid vaak is. Blijkbaar waren de juryleden in het verleden regelmatig bestookt met vragen of verontwaardigde reacties, vooral van (beginnende) auteurs ‘die het er niet mee eens waren’. Dat heeft nog lang door mijn hoofd gespookt. Ik vind het altijd erg jammer als mensen feedback niet laten bezinken, en er niet eerst hun eigen leerpunten uit proberen te halen. Het is toch een cadeautje. Als het risico op vervelende reacties groter is bij beginnende schrijvers, misschien is dat dan een goede reden om alle tijd en energie vooral te steken in de auteurs die hun eigen ontwikkeling serieus nemen en dat laten zien met een beter scorend verhaal.

Een heel andere (en waarschijnlijk betere) oplossing voor het toenemend aantal inzendingen is om het aantal voorselecteurs te vergroten en niet alle verhalen door alle selecteurs te laten lezen. Dat kan prima werken. Een valkuil kan zijn dat de ene voorselecteur gemiddeld veel hogere of lagere punten geeft dan de andere, maar dat kan je (bijvoorbeeld) ondervangen door de selecteurs te laten ranken in plaats van te scoren. Tal van mogelijkheden, ik ben benieuwd waarvoor gekozen gaat worden.

Ineens spookt ook het fenomeen ‘wildcard’ of ‘golden ticket’ door mijn hoofd. Menig talentenjacht werkt ermee. Ik zie niet meteen hoe het handig toepasbaar is bij de Paul Harland Prijs, maar ik ben niettemin enthousiast. Wellicht komt dat vooral voort uit het lange wachten: de behoefte dat er tussentijds nòg iets leuks te melden valt.

Ik hoop dat ik met al mijn gedachtespinsels niet de indruk wek dat het allemaal anders moet. Ook in volstrekt ongewijzigde vorm ben ik volgend jaar weer van de partij. Ik hoop met mijn eigen werk een steentje bij te dragen aan het promoten van de genreliteratuur in de lage landen. En ik ontvang graag feedback op mijn werk – ik zal die met grote dankbaarheid, met gepaste bescheidenheid en zonder morren in ontvangst nemen.

Ging het wel mis met het fantasygenre?

Ik weet dat ik met mijn vorige blog een aantal schrijvers onrecht doe. De eerste die in me opkomen zijn Michael Moorcock en Ursela LeGuin. Maar tegenover iedere goede schrijver staat er ook weer een volgend boek van Terry Brooks of een kloon of spin-off van de eeuwige Duin-serie. Ik heb wel eens heimwee naar de hoogtijdagen van het blad Weird Tales. Ieder verhaal was een experiment, een kunstwerkje.

Ik sta gelukkig niet alleen. Juist het korte genreverhaal staat in Nederland vrij sterk. Ik kan mijn hart ophalen aan tijdschriften als Pure Fantasy, Wonderwaan en Holland-Sf. De Paul Harlandprijs stimuleert sinds jaar en dag de kwaliteit van de het korte genreverhaal op een manier waar geen andere schrijfwedstrijd aan kan tippen.

Toch mag het voor mij allemaal nog iets meer old school. Ik wil terug naar de tijd waarin een experiment gewoon een goed verhaal was en niet meteen een cross-oververhaal of een genrefout. Ik wil dat pulp weer een geuzennaam wordt. Ik wil literaire elementen niet schuwen maar juist omarmen en er mee experimenteren. Daarmee het genre vernieuwen en richting geven. Kortom: ik wil weer eens van alles en nog wat. Nu nog doen: hup, verhalen schrijven. De sluitingsdatum voor PHP 2011 is over strak een maand.

De onhuwbare dochter is toch nog goed terecht gekomen ;-)

Deze week is (een beetje verlaat) het aprilnummer van Wonderwaan uitgekomen. Wonderwaan is het blad met fantastische verhalen van het NCSF, dat ook Holland-SF uitgeeft. In dit nummer staat een verhaal van mijn hand: ‘De onhuwbare dochter’ waarmee ik afgelopen jaar een vierde plaats haalde bij de Paul Harland Prijs.