Hoe ik beter leerde schrijven

20180312_175754

In het kielzog van mijn aantekeningen over kwaliteit wilde ik ingaan op het verschil tussen literatuur en lectuur, en de vraag of de kwaliteit van die twee bloedgroepen verschillend gemeten zou moeten worden. Jack Schlimazlnik meent van wel (zie hier) maar terwijl ik dat stuk doorlas taande de zin om er veel woorden aan vuil te maken. Wat er over te zeggen valt staat daar al, terwijl gelijktijdig in de discussie over de Harland Boekenprijs juist benadrukt mag worden dat het niet om dat verschil gaat. Wat juist interessant is om te bespreken is niet ‘hoe literair genreverhalen moeten of mogen zijn’, maar wat je verwacht aan kwaliteit. Niet ‘hoe worden ze literair’, maar hoe worden ze ‘hoe dan ook beter’.

Wat me in het stuk van Jack het meest raak is de volgende alinea;

Al enkele jaren loop ik ertegenaan dat ik meer naar het literaire wil. Ik weet niet hoe ik dat moet aanpakken als ik in het genre wil blijven (ik wil geen literair met een vleugje genre schrijven). Mijn verhalen die die richting op gaan, worden niet goed ontvangen bij wedstrijden en krijgen daar geen verbeterpunten waar ik iets mee kan, ik ken bij de genre-uitgeverijen geen redacteuren die dit zouden kunnen ondersteunen en ook bij degenen die zich als redacteur of schrijfcoach en dergelijke aanbieden zie ik die kwaliteiten niet of onvoldoende naar voren komen. Zeggen dat ik bagger schrijf, zie ik dus als een open deur. Vertel me liever hoe het beter kan: bekijk een verhaal dat ik als literatuur heb bedoeld en vertel me hoe het literair beter kan, leg het niet tegen de maatstaf van de lectuur. Maar hou ook in het oog dat het genre is, aan mensen van buiten het genre heb ik daarom niet zoveel.

Ik herken dat heel erg. Ik heb nooit tegen mezelf gezegd; ik wil literairder schrijven, maar merkte van meet af aan dat als ik beter wilde schrijven ik mijn leerervaring buiten het de fantasy, horror en scifi moest zoeken. Inderdaad: omdat op dat punt het veld in Nederland niet zoveel te bieden heeft. En ik ontdekte dat veel wat literair genoemd wordt leidt tot betere verhalen. Ik schreef twee jaar terug al een blog ‘Hoe ik leerde schrijven’. Ik ben nog lang niet uitgeleerd, en kan nog wel een aantal daaraan toevoegen die ik deed en leerde;

  • De werking van drama; met name met dank aan cursussen theaterschrijven die ik volgde. Ik sta er iedere keer versteld van dat genreschrijvers een opbouw of perspectief kiezen die het dramatische van een situatie onderbelicht laat of zelfs onderuit haalt. Drama (en de herkenning daarvan door de lezer) is in het onderbewuste van de lezer vaak de stuwende kracht om door te willen lezen. Het is het voelen van de pijn van de personages. Het geeft de noodzaak tot handelen. Geen verhaal kan zonder drama.
  • Taal en stijl; ik schreef een reeks verhalen in een middeleeuwse wereld, met gebruik van veel archaïsche en Middelnederlandse woorden. Feedback was: daardoor leest het stroef en komt het stoffig en oubollig over. Ik heb veel geschaafd aan die stijl. Ik was ervan overtuigd dat het mogelijk is om verhalen de Oudhollandse snit mee te geven en toch leesbaarheid en frisheid te behouden. Ik schreef en herschreef. Ik las oude en nieuwe boeken in die stijl, met name oude vertalingen van Sir Walter Scott en Boccaccio. Ik schreef een Toonder-hommage om zijn stijl beter te doorgronden. En dat was alleen voor deze serie verhalen, omdat ik daarvoor die stijl in de vingers wilde krijgen.
  • Haakjes en ‘Cleanen’ – ik leerde dit door de jaren heen van al mijn redacteurs en schrijfdocenten. Waar blijft de lezer even aan ‘haken’; wat is niet duidelijk of tegenstrijdig? Welke woorden, zinnen of alinea’s kunnen weg terwijl het verhaal behouden blijft? Die moeten dan ook weg, want daar wordt het verhaal krachtiger, duidelijker en beter van.
  • Vertalen en lezen in parallelvertaling; ik werk onregelmatig aan het vertalen van de prozagedichten van Clark Ashton Smith. Ik lees Engelse werken indien mogelijk parallel in het Nederlands. De keuzes die bij vertalen gemaakt moeten worden maken mijn eigen schrijven beter. Ze dwingen tot nadenken over de betekenis en plaatsing van ieder woord.

En dit zijn geen zaken die specifiek over ‘literair schrijven’ gaan. Er zijn kenmerken die in mijn beleving vrij goed kunnen ontbreken in genreboeken zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit. Ik heb het dan met name over gelaagdheid en Intertekstualiteit (ik ben er dol op). Iets anders waar ik vooral literaire redacteurs en uitgevers over hoor is ‘noodzakelijkheid’. ‘Je kon voelen dat dit boek echt geschreven moest worden.’ Zo’n uitspraak ben ik over genreboeken nog nooit tegengekomen. In het grensgebied kom ik zaken tegen als complexiteit en ‘thematische diepgang’. Ik denk dat daarover het laatste worden nog niet gezegd is. De jury van de Harland Awards noem die termen in één adem met ‘ambitieniveau’, terwijl er ook veel mensen in het veld zijn die daar niet mee willen worden lastig gevallen. Voor hen is genreschrijven nu eenmaal lectuur en ze vinden dat prima.

Ondertussen zitten schrijvers zoals Jack en ik er een beetje tussenin. Met veel liefde voor genreschrijven, èn de ambitie om daarbij literaire kwaliteit af te leveren (wat dat dan ook precies moge zijn). Het kan een eigen niche worden. Is het wachten op de eerste uitgeverij die na ‘literaire trillers’ ook ‘literaire fantasy’ of ‘literaire science fiction’ in de markt gaat zetten? Dan hebben we in ieder geval een marketing term. Maar het zorgt nog niet voor meer begrip of inzicht in wat kwaliteit is en waar de toetssteen daarvoor voor literatuur of lectuur eigenlijk gelijk is.

Geef een reactie