Ganymedes 14 – staalkaart van de fantastiek in de Lage Landen

jaarboek-ganymedes-14

Ganymedes is een sinds vorig jaar herrezen reeks jaarboeken die een staalkaart vormen voor de fantastische genres in de lage landen. Vorig jaar besprak ik alle verhalen in de bundel. Dit jaar bespreek ik de bundel, min één verhaal, dat van mijzelf. Ik laat het oordeel daarover graag aan anderen over.

Eerst over de bundel als geheel. Op de omslag prijkt wederom een schilderij van de onvolprezen Vincent van der Linden. Het geeft het boekje een aantrekkelijke, welhaast chique uitstraling. Als lezer word je over de rode loper de fantastiek binnen gevoerd. Een andere sympathieke karakteristiek is het formaat. Klein en handzaam, als een zakbijbel. Van precies dezelfde hoogte als vroegere uitgaven van Bruna. De delen prijken in mijn kast naast de FeH serie.

De verzameling verhalen vormt een bont, maar prachtig geschikt boeket. Zowel de aard als de lengte van de verhalen was afwisselend. Geen moment ontbrak bij mij de zin om nog een verhaal te lezen, wat me bij verhalenbundels nogal eens overkomt. Dat is een heel goed teken; in mijn beleving zit er dit jaar geen enkele zwakke broeder tussen. Ik sluit me dan ook volmondig aan bij de woorden op de omslag; ‘de traditie van het jaarboek is in ere hersteld’.

Wie zichzelf wil trakteren op een portie vervreemding en fantasie, schaffe dit jaarboek aan.

 

Hieronder een beknopte bespreking van de verhalen;

Paarse waas – In dit verhaal laat Jan J.B.Kuipers zien hoe al wat goed is aan een verhaal in harmonie kan samenvallen. Eigen stijl, mooi idioom. Het doorlopend verwijzen naar de kleur paars. Ik houd daarbij erg van verhalen met een kleine setting; in de woonkamer of de keuken. Dit verhaal is af. (En ik krijg graag eens het telefoonnummer van de esoterische hulplijn).

Van Leo Mesman zijn drie gedichten in de bundel opgenomen. Ik ben daar erg blij mee; het is een aangename afwisseling van de verhalen. Van mij mag er nog wel wat meer fantastische poëzie geschreven worden.

Geloof, hoop en vaderlandsliefde, Nienke Pool – de nogal potsierlijke titel zette het verhaal voor mij even op achterstand. Door de met zeer veel gevoel voor historie beschreven setting en de mooie personages werd ik vervolgens echter verleid. Het is boeiend en origineel. De scènes waren soms wat kort, de wisselingen en de witregels vielen niet altijd helemaal lekker. Het verhaal is vrij filmisch, met oog voor fysieke details en handelingen beschreven. Daardoor hield ik het gevoel dat het verhaal eigenlijk wat te kort was, met meer woorden komt die vertelstijl nog wat beter tot z’n recht. Ik vermoed dat dit materiaal is voor een novelle of een roman. En dat zou ik helemaal niet erg vinden.

Het oostblok, Kilian McNeil. Ik houd van dystopische verhalen. Met een homo-element pak je me ook al snel in. Ik heb het verhaal met veel plezier gelezen. Ik heb me wel afgevraagd: is dit nog ‘fantastisch’. Heel veel in het verhaal is ‘gewoon’ realistisch, waaronder de behandeling van de homo-liefde, en de surpressie daarvan. Dat is eigenlijk jammer, want de wereld is heel mooi beklemmend, maar door de homo thematiek word je afgeleid van wat er eigen en bijzonder aan de wereld is. Het einde was me iets teveel een deus ex machina.

Koud vuur, Saskia van Oostenrijk – En dan zit je ineens in een aflevering van ‘hero’s’ of the ‘4400’. Nee, daarmee doe ik het verhaal tekort. Het is eigenlijk een coming of age verhaal; een verhaal van ontdekking en ontluikende liefde. Ik vind dat altijd heel plezierig, als er onder alle fantastische toeters en bellen gewoon een mooi verhaal over menselijke relaties schuilgaat. Ik twijfelde nog even aan het verteltempo (eerst wat traag, daarna wat snel), maar moest uiteindelijk concluderen: alles aan dit verhaal is goed.

De laatste triatlon van Brussel, Frank Roger – Zo’n verhaal laat mooi zien dat een schrijver die veel ervaring heeft ook met een verhaal dat in z’n opzet onevenwichtig is, de lezer helemaal kan overtuigen. De eerste helft beschrijft vol vaart de bewuste triatlon. Stilistisch knap; ritmisch sterk. In de tweede helft vertraagt de handeling en wordt de toon welhaast beschouwend. Het verhaal kan dat goed hebben; het is alsof je ook als lezer nog even nahijgt en tot bedaren komt. Goed geschreven. Mooie wereld. Sterk concept.

De doos van Hallicarnassus, Mike Jansen& Michael Blommaert – In het verhaal wordt een alternatieve 19de eeuw beschreven, waarin elementen uit de Griekse Oudheid tot de realiteit van alledag behoren. Misschien is het steampunk, maar dan wel met een twist. Het gegeven is ijzersterk. Een boeiende wereld, waar ik best meer in zou willen lezen. De eigenheid die de wereld heeft, mis ik op stilistisch vlak en ook redactioneel waren er wat haakjes die me afleidden. De plot en de handeling lezen als het verslag van een spannend rpg-avontuur. Geweldig verhaal en sfeer, maar ik mis finesse in het proza. Misschien ben ik te kritisch en moet ik er niet meer van verwachten dan gewoon een spannend verhaal. Maar dan zijn er een paar mooie aanzetten naar persoonlijk drama en de achtergrond van de hoofdpersoon. Die beloven me iets dat niet wordt ingelost. Het einde is nu James-Bond-achtig, veel spektakel, weinig inhoud. Ik had liever de spanningsboog op personageniveau beter afgerond gezien.

Tesla’s droom, Robbert Jan Swiers – Tesla is een mooi figuur om iets mee te doen; ik kom hem de laatste tijd vaker tegen. Concept van het verhaal is goed. Heb genoten van de schrijfstijl.

De grote dag – Paul van Leeuwenkamp. Wat moet ik hier over zeggen? Je herkent in het beschrevene natuurlijk direct de Paul Harland Dag. Maar is het een soort sleutelroman, een persiflage of een hommage? Ik kom er niet goed uit en dat vind ik heel fijn. Aptum, chapeau!

Melancholie, Guido Eekhout – De titel dekt de lading perfect: een mooi melancholisch verhaal, over afscheid en afsluiten. Geschreven op een lichte toon, die veel ruimte laat om als lezer te fantaseren en associëren. Het verhaal is afgerond, maar voelt gelijktijdig als een fragment, een doorkijkje naar een groter verhaal en een langere geschiedenis, waar ik bij voorbaat al met weemoed aan terugdenk.

De thuisreiziger – De herkenbaarheid van zijn eigen universum en het daaraan verbonden idioom vind ik een van de unieke kwaliteiten van Remco Meisner (naast zijn niet aflatende inzet voor de fantastiek en het Ganymedes jaarboek in het bijzonder, natuurlijk). Ik begon aan de thuisreiziger en direct voelde ik mij op mijn (relatieve) gemak in die wereld. Mijn leeservaring van vorig jaar stond me meteen weer scherp voor ogen en alsof er geen jaar verstreken was, liet ik me meevoeren. De verteltrant was deze keer rustiger, coherent, waardoor ik meer kon genieten van de stijl en dichter bij de hoofdpersoon kwam.

Heldendood, Hester Stasse – Een moderne versie van Nederland, waar middeleeuwse verhoudingen (schildknapen incluis) bewaard zijn gebleven. Een plezierige mix van ingrediënten en een aardig, verrassend einde. Mij bekroop wel het gevoel dat het aan kracht zou winnen als het iets korter was, of als de wereld en de personages meer werden uitgewerkt.

De ijzerman van Bochem, Reinold Widemann – Heel mooi gekozen namen en juist gedoseerde Duitse zinnetjes brengen dit verhaal direct op smaak. Het perspectief dat constant dicht bij de hoofdpersoon blijft, maakt je nieuwsgierig, voert je mee met een mysterieuze expeditie. Of er nu eigenlijk een clue of een ontknoping was is me ontgaan, of al te snel ontschoten, maar wat me lang bijbleef was de toon, de smaak van het verhaal.

Toen mama in zijn neusje kneep, Jos Lexmond – Het is een goed verhaal, of in ieder geval met goede ingrediënten, maar het hinkt op teveel gedachten. Een cowboy zoekt zijn heil op een nieuwe planeet. Beschrijvingen van zijn nieuwe situatie worden afgewisseld met zijn herinneringen aan aarde en de reden waarom hij daar vertrok. Beide zijn sprekend, maar ik mis soms een vloeiende verbinding tussen die twee. Het wil maar niet één verhaal worden. Aan het einde krijgt een soort van verrassende plotontknoping de overhand, die voor mij niets toevoegt, eerder een anticlimax vormt.

De strijd van drakenvrouwe Tanree, Fred Rabouw – Ik vond het erg leuk dat er naast alle fantastische curiosa ook een ‘echt’ fantasy verhaal op een epische leest de bundel heeft gehaald. Ik houd daar erg van. U weet wel, met draken en zo. Zeker het gevecht aan het begin is knap beschreven. Ik voelde me even weer 12 met een Biggles-boek op schoot. Fred Rabouw weet gelukkig verdieping te geven aan de vaak gebruikte stijlkenmerken. De strijd die vrouwe Tanree voert is uiteindelijk niet de fysieke strijd met de draak, maar de strijd om haar positie en de strijd met haar innerlijke dilemma’s. Een mooi, degelijk verhaal.

De geur van engelse drop, Ef Leonard – Goed geschreven verhaal dat je onder de huid kruipt. Het enige wat er mis mee is, is wellicht de plek in de bundel. Ik had het zelf gebruikt als hekkensluiter, ook omdat het thematisch een paar parallellen heeft met het openingsverhaal. Ben ik een kniezoor als ik dat zeg? Ja, een beetje…sorry.

Het temperen van de vlerk – Aanstekelijk verhaal in een steampunk setting. Zowel het taalgebruik als de situaties zijn op het karikaturale af. Dat leest heel lekker weg. Er waren wat zaken die me afleidden. Een handvol anglicismen. En het verhaal wordt onderverdeeld in hoofdstukjes en onderbroken door krantenkoppen en –artikeltjes. Dat haalde me wel een beetje uit mijn ‘leesflow’. Volgens mij kan je die informatie beter in vloeiend lopend proza verwerken.

 

Tot slot een paar overwegingen;

  • – Veel meer mannen dan vrouwen in de bundel. Dat is volgens mij geen goede afspiegeling van het schrijfveld en de kwaliteit die daar in aanwezig is. Zenden vrouwen minder in, of richten ze zich op andere media dan de Ganymedes bundel? Lijkt me iets om te bewaken.
  • – De bundel is lekker veelzijdig. Mij valt op dat veel verhalen niet onder één noemer te vangen zijn. Veel mengvormen, met een heel eigen toon en wereld. Op zichzelf ben ik daar blij mee; die eigenheid is de kracht van veel schrijvers. De valkuil kan zijn dat er daardoor minder focus in de verhalen optreed. Je valt als lezer van de ene verbazing in de andere, maar waar gaat het nou eigenlijk over? Het opwekken van griezel-angst is er niet meer bij. Echte focus op sci-fi als ideeëngenre is er maar sporadisch. Zelfs de veelgenoemde sense of wonder ontbreekt bij sommige verhalen. Het worden bijna ‘gewone’ dramatische of avontuurlijke verhalen, met een fantastiek sausje. Dat is het moment waarop ik hoop dat mijn collega schrijvers heel bewust weten wat ze doen, wat ze willen bereiken met een verhaal. Ik houd er van als onder het sausje een gedegen of zelf literaire vertelling schuilgaat. Maar de saus moet wel iets wezenlijks blijven toevoegen. Ik ben benieuwd hoe die balans bij volgende bundels uitvalt.

 

Tot zover mijn gedachten. Op naar Ganymedes 2015.

1 thought on “Ganymedes 14 – staalkaart van de fantastiek in de Lage Landen”

Laat een reactie achter bij PaulReactie annuleren