A.F.Th en de helleveeg: beter een bloedeloos einde dan ten halve gekeerd

2013-01-13 12.07.56
Van de eerste hoofdstukken van De helleveeg was ik erg onder de indruk. Ik waande me direct in het Nederland van halverwege de vorige eeuw en alles in het boek droeg daar aan bij. Het perspectief, de beschrijvingen, het ritme en de taal: je kon de spruitjes en de witlof ruiken, zonder dat ze één keer genoemd werden. Voor mij was dat een bewijs van Van der Heijdens stilistische veelzijdigheid. Het vorige boek dat ik van hem las, Het schervengericht, las als een matige Engelse vertaling, wat heel goed bij dat boek past.
Wie De helleveeg nog wil lezen en verrast wil worden moet het bij deze eerste alinea laten.
Het boek beschrijft het leven van tante Tientje Poets door de ogen van Albert Egberts. Albert Egeberts kan je kennen uit de diverse andere delen van de Tandeloze Tijd cyclus. Ik heb die niet allemaal gelezen en wat ik er wel van gelezen heb is behoorlijk lang geleden. Ik las De helleveeg als boek op zichzelf en vond het naar mate ik er in vorderde behoorlijk gemankeerd. Het gekozen perspectief werkt in het begin van het boek prima. De jonge Albert en zijn tante zijn vaak in één huishouden en door de ogen van een kind krijg je een mooi scherp beeld van alle personages die de revue passeren. Als Albert opgroeit houdt het zicht van nabij op en moeten we het als lezer doen met de spaarzame ontmoetingen. Die ontmoetingen zijn weliswaar dramatisch, maar geven geen echt inzicht in de psyche of ontwikkeling van Tientje Poets. Eigenlijk zit er in het geheel geen ontwikkeling in, het is wachten en nog eens wachten tot ze al haar familieleden heeft dood getreiterd en uiteindelijk zelf het loodje legt. Slaapverwekkend saai. Tot ongeveer drie kwart van het boek is er enige hoop dat er nog iets spannends of verrassends onthult zal worden. Er is in haar vroege jeugd allerlei ergs met Tientje gebeurd. Je kunt dat wel raden, maar omdat er behoorlijk geheimzinnig over wordt gedaan koester je de vage hoop dat er nog enige literaire bevrediging volgt in een mooie onthulling. En er wordt inderdaad van alles onthuld, maar helaas weinig verrassends, waarna het boek wegzakt in pagina’s die de lezer lijken te treiteren op de manier waarop Tientje dat met haar omgeving doet. Door niets uit te spreken, niets meer toe te voegen, je het alleen gramwrokkig tot het eind toe te laten doorstaan. Gaap.
A.F.Th. lijkt slachtoffer te worden van het gekozen perspectief. Door daar hardnekkig aan vast te houden verdwijnen alle personages die hij voor een werkelijk geslaagd drama nodig heeft, uit beeld. De scènes die werkelijk interessant zouden zijn geweest, daar zijn we niet bij, we krijgen ze alleen ‘van horen zeggen’ mee.
Ik moest even denken aan een ander boek dat ik onlangs las, De Prins van Filettino. In een bespreking die ik achteraf las stond dat het perspectief van dat boek niet klopte, omdat het de eerste helft van het boek helemaal bij de burgemeester lag en halverwege ineens regelmatig wisselde van personage naar personage. Wat was ik de schrijver Geert Kimpen dankbaar voor die ingreep. Had hij aan zijn eerst gekozen perspectief vastgehouden was het boek bloedeloos geëindigd.
Ik vermoed dat A.F.Th. zo’n ingreep niet kon doen omdat Albert Egeberts nu eenmaal de hoofdpersoon is van zijn romancyclus. Het is in zijn totaliteit Alberts verhaal, het universum draait om hem. Dat legitimeert misschien nog wel het perspectief, maar niet het eindresultaat. Lees vooral de prachtige eerste helft en leg het boek na Albert’s studententijd gerust terzijde. U kunt dan wel raden hoe het verder gaat.

Geef een reactie