De uitstervende kunst van het brievenschrijven

Ik heb een ‘map’ met correspondentie. Het is een echt fysiek gevaarte: een verzameling dossiermappen en insteekhoezen in een brede tijdschriftcassette. Er zitten brieven in aan vrienden en familie. Als ik die brieven nog wel eens doorlees, ben ik vaak getroffen door de diepgang. Het zijn kleine betogen, uiteenzettingen of ontboezemingen. Het is al weer enige jaren geleden dat er iets aan die map is toegevoegd. Het is een archiefstuk geworden.

Alle correspondentie die ik de afgelopen jaren voerde ging namelijk per e-mail. Het elektronische verkeer is een zegen: mailtje, smsje, whatsappje.

De enige brieven die ik nog schrijf zijn klachtenbrieven. Bedrijven proberen ook die te decimeren, door met ingewikkelde webformulieren klachten te categoriseren (en te minimaliseren). Niettemin komt er voor een goed gegronde klacht nog wel eens een brief van een paar kantjes uit mijn (elektronische) pen.

Ik leid aan een korte aanval van weemoed en melancholie. Is het vreemd dat ik de moeite die ik neem voor klachtenbrieven, niet meer voor mijn vrienden neem? Alle elektronische kattebelletjes hebben als voordeel dat het contact soms wel verdicht is, maar is het daarmee ook verbeterd? Soms is het ook vluchtiger geworden. Zit iemand daar nog op te wachten, een brief? Zelfs schrijvers corresponderen toch alleen nog maar om er later een brievenboek van te maken.

Van diverse auteurs heb ik hun verzamelde correspondentie in de kast staan. Het meest imposant zijn vijf lijvige delen met brieven van H.P.Lovecraft. Goede verhalen schreef hij maar weinig, maar prachtige brieven aan de lopende band.

Ik voorzie dat mijn verzamelde brieven nooit zullen worden uitgeven. Ik mag hoogstens hopen op een bundeling van mijn verzamelde smsjes.

2 thoughts on “De uitstervende kunst van het brievenschrijven”

  1. Je hebt helemaal gelijk. Er blijft ook niets meer als herinnering bewaard van al dat electronischcontact. Na veel getwijfel, heb ik besloten mijn doos met oude brieven ook maar niet weg te gooien, het wordt nog eens antiek.

  2. Je stukje over de kunst van het brievenschrijven is mij uit het hart gegrepen.
    Ik loop in twee landen al een tijdje mee en heb al heel wat brieven geschreven. Niet allemaal bewaard, maar er is een map ontstaan met “curieuze correspondentie” en een ander map met “gelukwensen en condoleances”. Vooral die laatste categorie leent zich voor literaire elementen en experimenten; je wordt toch nooit tegengesproken, al zou dat wel mooi zijn, liefst door de dode. Alles wordt geprint, ook als het electronisch wordt verzonden. Aanhef en ondertekening worden in het lettertype “fine hand” of soortgelijk geplaatst met de juiste grootte, alsof het een facsimile is; dat komt fijngevoelig over en maskeert mijn ongelukkige handschrift. Tien jaar geleden was het “drukken” van je handteking ondenkbaar, nu geldt dat bijna voor een echte handtekening.
    Klachtenbrieven schrijf ik met groot genoegen; “van me af” denk ik dan. Ik ben er nimmer een illusie armer van geworden want nimmer had ik de illusie dat ik een fatsoenlijk antwoord zou krijgen. Afpoeieren is inderdaad veeal het devies, de instuctie zelfs. Maar je houdt er in elk geval een mooie brief aan over die je met tevredenheid en vooral veel zelfmedelijden nog eens kunt teruglezen. Misschien moet ik daarvan ook maar eens een aparte map aanleggen.

Geef een reactie