Ik internet sinds ergens begin jaren ’90. Ik ben dol op sociale media. Misschien ben ik in marketingtermen, een ‘early adopter’ (in ieder geval als de financiën het toelaten). Toch zijn er momenten dat ik een hekel heb aan noviteiten. Toen het sms’en in zwang raakte, zat ineens iedereen met zijn mobiel te klooien, ook aan tafel, tijdens het tv-kijken, of tijdens een goed gesprek. Twitter volgde. Tegenwoordig heb je allerhande apps. De komst van de smartphone heeft het niet verminderd.
Je ziet de opmars ook op televisie. We kijken op dit moment het verzameld werk van Columbo. Daar komt alleen een telefoon in beeld als die een cruciale rol speelt in de plot. Als je naar een aflevering van een hedendaagse serie kijkt, één van de csi’s bijvoorbeeld, volgen scènes waarin acteurs hele dialogen via hun mobiele telefoon voeren elkaar in rap tempo op.
De techniek is ook mijn werk in geslopen. In mijn eerste toneelstuk spreekt een van de personages in de slotmonoloog een antwoordapparaat in. Een paar stukken later is de hoofdpersoon in lichte mate mobielverslaafd en stikt het van de ‘halve monologen’. In Gordon Hauspie heb ik gedoseerd het sms’en ingezet, met een aardige typografische oplossing. Toch zijn mijn personages doorgaans geen early adoptors. Al die techniek werkt niet zondermeer verbeterend. Soms nog wel als plot-device, maar voor de echte communicatie, het echte drama, is het meestal ruis. Als schrijver verlang ik steeds meer naar een techniekloze omgeving. De wildernis, een verlaten eiland, een gevangenis. Als het maar een plek is waar mensen werkelijk tot elkaar veroordeeld zijn. Dan kan het drama beginnen.