Lezersdagboek: J.Kessels The Novel

 

Ik weet vrij zeker dat iemand me ooit gezegd heeft dat als ik van Brusselmans hield, ik beslist eens iets van Thomése moest lezen. Ik hoor het hem nog zeggen: beslist. Ik weet niet meer wie het was. Dat bespaart ons beide een stevig handgemeen, want om dat soort onzin, daar zou ik zo iemand graag eens voor op z’n bakkes slaan. Gelukkig weet mijn selectieve geheugen me doorgaans voor dit soort doldrieste acties te behoeden.De vergelijking met Brusselmans stuwt mijn ergernis tot olympische hoogte op en bij gebrek aan een geïdentificeerde dader, deel ik mijn frustraties maar even met u.

Brusselmans is een Belg en hoe dicht Tilburg ook bij België ligt, het is bij mijn beste weten geen Vlaamse enclave. Daarbij lijkt Thomése zich te specialiseren in een mengelmoes van geforceerde taalkoddigheid en situationele slapstick waar ik Brusselmans maar in een enkel boek op heb kunnen betrappen. De kracht van Brusselmans boeken komt voort uit de schrijnende grauwheid van het Vlaamse stadsleven. Die is maar bij vlagen hilarisch en nooit zo geforceerd leukig als het proza van Thomése.

Het enige dat voor de vergelijking te zeggen valt, is dat Thomése in ieder geval met een andere schrijver werd vergeleken. Het is me een raadsel waarom mensen, en het soort dat boeken aanraad in het bijzonder, werken die uniek zijn, of in ieder geval een zeer specifiek eigen karakter bezitten, altijd maar weer moeten vergelijken met andere werken die al even uniek zijn. Op de achterflap van het boek wemelt het van de vergelijkingen. Dat is overigens nog een argument om de Brusselmansvergelijking direct van tafel te vegen: als er ook maar één recensent had gedacht dat Thomése werkelijk de nieuwe, Nederlandse Brusselmans was, had die quote met koeienletters op de omslag gestaan. Of op zo’n sticker, of een bandje.

Niets van dat alles echter, de verzamelde Nederlandse recensenten vergelijken het boek (de titel zegt het al: The Novel) het liefst met films.

Een niet nader genoemde recensent van Trouw vergelijkt het boek met ‘films van Quentin Tarantino’. Misschien is het maar goed dat die recensent niet met name genoemd wordt. Teleurgestelde lezers en die-hard-fans van Tarantino zouden hem of haar zomaar met  een slaghout op kunnen wachten bij de uitgang van het redactielokaal. De films van Tarantino zijn zonder uitzondering briljant en dat zou ik van ‘J. Kessels: The Novel’ niet willen beweren. De films van Tarantino laten zich (hoewel ze verder heel verschillend zijn, zowel van verhaal als van decor) kenmerken door extreem veel bloed en geweld, meer bloed en geweld, en buitengewoon sterke oneliners en spitse dialogen.

In J.Kessels The Novel vallen maar twee doden te betreuren en beiden komen omfloerst, buiten het zicht van de camera, aan hun einde. Spitse dialogen heb ik ook niet kunnen ontdekken. Eigenlijk heb ik in het geheel geen dialogen kunnen ontdekken. De personages lullen wat vaagjes voor zich uit of langs elkaar heen, al dan niet in één ruimte, en altijd overstemd door de eeuwige Country & Westernmuziek van J.Kessels. Reageren doen ze eigenlijk niet op elkaar, laat staan spitsvondig. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen dat er wel een aantal onvergetelijke oneliners in staan, zoals: ‘Moet je deze horen’, ‘Eerst koffie’ en het hilarische ‘De beharing, daar zag ik het aan’. Briljant. Daar word je toch even koud van, niet?

Een andere recensent, dit keer van  Vrij Nederland, die ook weer niet met name genoemd wordt (Wat is dat toch met die recensenten die niet met name genoemd worden?) vergelijkt het werk van Thomése met een film van de Coen Brothers. Dat is ook alweer zo’n lekker vage vergelijking. ‘Een film van de Coen Brothers’ Weet zo iemand wel hoeveel dat er zijn? Hebben we het over Millers Crossing, O Brother Where are thou? Of No Country for Old Man ? je kunt die films toch niet zomaar op één hoop gooien en zeggen: daar lijkt het wel een beetje op. Kom nou!

Maar goed, laat ik mijn best  doen en de grote gemene deler uit het werk van de Coen Brothers proberen te halen. Vrijwel zonder uitzondering is de hoofdpersoon een ontzettende schlemiel. Even zou je denken dat de vergelijking helemaal op gaat. J.Kessels is namelijk ook een schlemiel van het zuiverste water. Net zoals alle andere personages in het boek, de ik-persoon annex auteur incluis. Er wordt gezeurd en gezeverd, hun levens zijn mistroostigheid troef. Dat zou bijna het begin van een film van de Coen Brothers kunnen zijn. Bij een film van de Coen Brothers wordt je daarna meegenomen in tal van verwikkelingen, niet zelden veroorzaakt door de onnozele anti-held die zich verzet tegen zijn troosteloze lot en uit de band wil springen. Er is goeddeels een hele film voor nodig om alles en iedereen weer in zijn mistroostige lot te laten schikken.

Niets van dat alles bij J.Kessels: The Novel (in wat voor puntsgrootte moet je die titel drukken om mensen in te laten zien dat een vergelijking met films nooit een gelukkige keus zal zijn). De schlemiels zijn en blijven schlemiel. Ze schikken zich niet alleen in hun lot, ze lijken het te koesteren. Ze koketteren er welhaast mee. Iets anders willen ze niet. De enige die de potentie heeft om een mooi, spannend personage te zijn, van Coen Brother-achtig formaat, is de zwager, maar die zit het overgrote deel van het boek zwijgend, slapend en geboeid op de achterbank van de Toyota.

Als je dan per sé een vergelijking met films wil maken, waarom dan niet met Wim Wenders of Martin Scorsese, die beiden bij herhaling in het boek genoemd worden. Of een vergelijking met de t.v. series Derrick of Tatort. Die worden ook om de haverklap genoemd. ‘Het leest als een Duitse krimi’ is toch een prima aanprijzing?

Ik houd er altijd wel van om een boek op zijn merites te beoordelen. J.Kessels The Novel is vlot geschreven in een mooie, humoristische stijl. Erg grappig. Hilarisch bijna. (Misschien wel iets te grappig naar mijn smaak, op het vermoeiende af, maar daar wil ik geen punt van maken.) Het verhaal is een niemendal, met welgeteld één verrassende plotwending en een ontknoping die je vanuit Hamburg kunt zien aankomen. De personages zijn karikaturaal en grotesk, zonder daarin echt uit te blinken. Dat is jammer, want daardoor wordt het gebrek aan inhoud, drive en ontwikkeling van de personages nergens gecompenseerd.

Het halfslachtige van de personages komt in vrijwel alle facetten van het boek terug. Van alle anti-Duitse onzin, die zonder enige originaliteit, twist of relativering over de lezer wordt uitgestort, tot de eindeloze billenfascinatie van de ik-persoon. Het echte geweld wordt niet beschreven, de seks wordt uit de weg gegaan en wat je overhoudt is slap gelul (letterlijk en figuurlijk) doorspekt met sigarettenrook en die eeuwige muziek. Misschien had Jim Jarmush of anders Paul Auster er nog een aardige film van kunnen maken, maar op papier komt het niet uit de verf.

Als ik het werkje nog eens doorblader, valt mijn oog op een zin die misschien wel het hele boek typeert. ‘Het hele tafereel deed me aan Richard Wagner denken, in het bijzonder aan de Parsifal, 2. Akt, wanneer onze helden de bloemenmeisjes van Klingsor krijgen voorgetoverd in muziek die nadert en terugdeinst, tegelijk verlokkend en zich verwijderend, in lome cadans, eindeloos op en neer zonder aan of klaar te komen.’

Aan een verdere vergelijking tussen The Novel en een opera wil ik me niet wagen.

Bonustrack

Oh, wacht, dan denk je dat het is afgelopen en dat blijkt er nog een bonustrack te zijn. Een kort verhaal uit de bundel Greatest Hits, dat een soort oerversie van de roman zou zijn. Dat oerversie, dat zal wel, want het speelt ook in Hamburg en een aantal passages is vrijwel identiek. Verder zie ik weinig overeenkomst, want het korte verhaal is warempel heel sterk. In een kort verhaal verwacht je geen verdere verdieping van de personages. Het anekdotische karakter van het verhaal komt precies goed tot zijn recht. Het taalgebruik is op een vermakelijke manier spitsvondig, zonder dat het op de lange duur gaat vervelen. Er is namelijk geen lange duur en dat is heel fijn. Het is precies goed zo.

Geef een reactie